Roeping. Jaargang 37(1961-1962)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] J.W. Schulte Nordholt Scheiding Men kan de mist wel van de ruiten vegen, maar mist is buiten en is binnenin, is soms wel mist, maar soms ook zware regen, twee werelden komen elkander tegen en zijn gescheiden en dat is hun zin. En wat hen schiedt is dat de dunne ruit, is dat het vlies gespannen voor het oog, is dat muziek, dat lichtscherm van geluid, is dat de taal, die wandelaar in en uit, is dat de hand, die maakt en die vernielt, de mensenhand, de hand van God omhoog, die met vergeefs verlangen ons bezielt? [pagina 159] [p. 159] Oog van god Ik droomde dat mijn God mij zag, terwijl ik in het grasveld lag. Het grote vrome vissenoog, waarmee hij naar mij overboog onthulde achter 't glazen vlies een zwarte bron waar blauw in wies de schuiftrompet van een fontein, die was doorgloeid van zonneschijn van eeuwen her, gekelderd in het warme hart, sinds het begin. Ruisen van eeuwig water is te horen in de duisternis. In 't zonlicht wordt het kleur en klank, dan ziet de ziel zich spiegelblank terug in het volmaakte beeld van God, niet mens meer, niet verdeeld. Vorige Volgende