| |
| |
| |
Pierre Kemp
Er is een landschap
Er is een landschap: luisteren staan.
Er is een landschap: groot gerief.
Er is een landschap: slapen gaan,
Die steelt het poortje van de droom,
legt het op de ruisende stroom
en zet dan over naar zijn lief.
Dat lief was eens van luisteren staan,
dat lief was eens van groot gerief,
dat lief is weer van slapen gaan
en neuriet om dit motief.
Gij, die nog jong zijt, kunt dit landschap aan,
ik krijg mijn jaren niet meer ongedaan.
| |
| |
| |
Luilekkerland
Daken van boter, muren van meel,
ramen en deuren van suiker.
Ik weer klein kind, met een rappe penseel,
half met een kwast, half met een ruiker.
Zo speel ik de huizengebruiker.
Wil je mijn klein rood tongetje eens zijn?
Dat kan, als ik iets er mee verdien!
Meisjes toon ik gratis haar vermiljoen.
Gratis? Nou ja, wat wil ik er voor doen?!
| |
Verstrooidheid
Ik houd een oor aan het appelmoes,
als luister ik naar tuinbouwberichten
over de bloeitijd te komen
aan de appel- en andere bomen.
Dan wend ik mijn kop, of dat daar kon?
naar de glimlach van Vader de Zon
en dank Hem namens mijn gedichten.
| |
| |
| |
Zongeplukte bazuintjes
eens kleine bazuinen uit de zon plukken, tel
ik mij ook. Maar ik zoek de stilte voor mijn spel.
Deze stilte zijn kleine groene bollen,
die licht en donker om elkander rollen
en schuiven in een durend trillen,
van zich te geven en te nemen willen.
Mijn kleine bazuin voelt zich soms machteloos
in deze wemeling, en de vreugde om de ronde
verlang ik toch naar de Z in de doos
van muziek, dans en stilte weer zijn voorbij.
| |
| |
| |
Muzensoep
Iedere dag vindt mijn kindje van 74 jaar
zijn bordje van figuur-vermicelli klaar,
en lepelt het met stijgende binnenpret
de muzenletters uit het Alfabet.
Het gaat dan voor de spiegel staan en vindt het goed,
dat het morgen dit gelepel repeteren moet.
| |
Droomprik
Er polst een insect mijn aangezicht.
Daaronder begint het te dromen.
Er buigen rookslierten voor het licht
en het zilver krijgt bruine zomen.
Hoe ook, daar wordt diep nagedacht:
zijn mijn wimpers dus neergestreken
tussen de stilte van de mannenacht
en is dat insect geen eigen teken?
| |
| |
| |
Dat woord
Ik herinner me nog dat Woord te zijn geweest,
Ik zwierf er in al de uren
Maar de lucht wordt even oud
als mijn gedrag van letters, en even koud.
Zeker, ik wrijf nog enig gezang
aan de wangen van het licht der vuren.
| |
Woordenkring
Het kind heeft maar een kleine kring van woorden
en loopt daar gezellig in rond.
Alles in de lucht, te land en te water, heeft gouden boorden
Zo draaft het op zijn kleine schoentjes naast
zijn moeder, die huisnummers bestudeert
en hem in haar huishoudelijke haast
in het moderne verkeer, en even lacht.
Heeft zij aan rijmpjes van verkering gedacht?
| |
| |
| |
Lachend-rijmpje's zwemdiploma
Lachend-rijmpje zwemt langs mijn buitendeur:
‘nog altijd als huisnummer een margriet?’
‘Een andere bloemenstraat ken ik hier niet!
Lachend-rijmpjes bekennen liefst geen kleur.
Ze dragen wel viooltjes in hun ogen,
maar uit die bloempjes steekt een speld of een naald,
al is dit als zij lachend-rijmpje-zwemmen mogen
| |
Meisjesfiguren fluiten
De jongens beginnen meisjesfiguren
te fluiten onder de sterren, want
jongens en meisjes moeten haast naar bed.
Ze zijn nog te jong voor verliefde avonturen,
staan onder lantaarn aan de kant
van de huizen, maar weten al: voor een trompet
Om elkaar voor het slapen gaan nog eens te ruiken?
Zeg het liever met de lippen op de pruiken!!!
| |
| |
| |
Waar ik naar luister
Het is geen concert-stem,
maar die van een gewoon meisje,
dat straks geen concert-kind,
doch een gewoon kind kan krijgen.
Een gewoon meisje neemt het met haar wijsje
Niet dat het minder speels zou zijn
Zij is egaal als moeder en vrouw
en misschien meer stuk zonneschijn,
Pop, spel, elk met hun apart refrein
zocht ze niet in de concert-bode!
Laat mij nu weer zwijgen!
| |
| |
| |
Ruisen
aan de rand van het klavier zet,
kan ik er dadelijk water bij spelen.
De blaren zouden zich gauw vervelen
en daar heb ik steeds op gelet.
De lucht wil er wat blauw voor afstaan
en als de toetsen op en neer gaan
rijst vanzelf een ander blauw meer groen
uit de rimpelingen van het water.
Verwonderd kijken de blauwen elkander aan:
Wat komen wij eigenlijk samen doen?
Dat vertellen we elkaar eens later!
|
|