Roeping. Jaargang 37
(1961-1962)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
VrijageO minziek koppel, geen verschiet
zuigt gij ooit uit uw duimen,
de zeven hemelen kent gij niet,
hoogstens: de zeven tuinen.
| |
Gedachten lezenZij die gedachten lezen
ontdekken iets: naam of getal,
maar nimmer het wezen: zij lezen
de gedachten niet van Pascal.
| |
De experimenteelMen hangt geen harp meer aan de willigen,
men is geen oud-modische klungel,
men laat alle willigen stil liggen.
men hangt zijn triangel in de jungel.
| |
Gedroomde reisHet dagelijks brood is een hinderpaal
(wij zijn thuis R.K. met zijn tienen),
men blijft waar men is, maar men wil aan de haal
und Träumen an Französischen Kaminen.
| |
[pagina 109]
| |
Zilveren bruiloftAl was toen bovenzinnelijk mijn verdriet
en hield zij meer van bloemen dan van mij,
wij zijn getrouwd, mijnheer, zoals gij ziet,
want ik was Balder niet en zij niet Mei.
| |
Op en onder de kanselIk luister des zondags naar preken
die buiten het licht om der rede
onze Hoogeerwaarde Heer Deken
put uit ‘De Gewijde Rede’.
| |
AmbivalentieIn het leven geslaagd én gestrand,
geliefkoosd én buiten gezet
aarzelt men hand over hand
steeds weer tussen lier en lancet.
| |
Volwassen wordenUit een jeugd vol twijfels en vragen
is hij als dichter opgestaan,
maar nauw'lijks twintig, breken de dagen
der artistieke vertwijfeling al aan.
| |
Leven zonder demonSchilderde Rubens Susanne mals
maar kuis, - zonder démon of zon
dus kuis zag haar, al dan niet vals,
Heer Joachim van Babylon.
|
|