| |
| |
| |
[Nummer 2]
Guillaume van der Graft
Ten einde raad
ben ik het nieskruid van de zon
heet ik een zoon van Afrodite
loop ik de wereld wentelend om
met een tong als een druif in de mond
waarheid bak uit beendermeel
bloed spuw van vertwijfeling
maar als ik de wijswimpers ophef
een bijl aan de neuswortel
zet ik de kalkovens op het vuur
trek ik de riem van het vlees aan
loop ik de lente laveloos in
| |
| |
dat ik de zee verdelen moet
ben ik het kalf dat loeit om liefde
ben ik het gras op de puinhoop
ben ik de tong die graast met een
stank van waarheid in de keel
| |
| |
| |
De drie dagen
horen en zien zijn twee vleugels
| |
| |
niet, hij kan niet alvorens
de torens zijn stilgevallen
| |
| |
Hoelang nog, hoelang nog en ach
hoelang moet het nog duren
een avond, een nacht en een dag
| |
| |
| |
Luna - tic
heeft gezegd: nu de maan is geraakt
aan de nacht van de poëzie
en de draak van de droom is gedood
(of woorden van gelijke strekking)
alsof grijpen begrijpen was
o jullie Jorissen van de raketten
de draak is heter dan ooit
en beter dan al die profeten
die roepen de maan de maan
we hebben hetzelfde gehoord
al varen er tienduizend boten
met ieder een vlag aan de mast
het water is onaantastbaar
alleen met zichzelf begaan
en laat zich weer glijden
| |
| |
een schok van vruchtbaarheid
Het is ons aller verlangen
wij zijn allemaal zwanger
Want wij zijn kleine aardetjes
| |
| |
waarin wij bewegen en hangen als foeten
en wij zouden verloren gaan
bij het feest van de maan
| |
| |
| |
Alleen
de eenzaamheid is aanwezig,
lichamelijk zit zij in alle dingen,
een bruid zonder toekomst maar niet zonder uiterlijk,
ik hoorde haar bloed rondom ruisen
maar toen ik het neersloeg was het regen
die buitenstond, zo krimpt de eenzaamheid
tot een huis met een dak en een stilte,
het zwijgt niet meer zo genadeloos hoorbaar,
de woorden herstellen zich buiten adem,
de hartslagen slapen weer in
en de dood ebt in de grond. Wat verwacht ik?
Nacht met verlichting tussen de aderen
of aarde met vogels die over de lippen durven komen
omdat er weer orde is, bloedstroom en regelmaat,
alles niet meer dan het is, geen stenen
die halverwege in water uitbarsten,
geen ogen die deur zijn geworden, vooral ook
geen eenzaamheid en geen dode geluiden,
geen angst met de huid in de hand en geen thuiskomst
als de verloren zoon van de aarde!
Ik ben niet alleen. Ik heb tijd.
| |
| |
| |
Onteigend
Toen mijn verbeurd verklaarde
werd ik als huisbewaarder
de tafel kreeg mijn benen
de armstoel heeft mijn armen,
van mij op straat gebracht,
langs de voornaamste straten
draagt de tram mijn gezicht.
dat een stem zonder longen
niet meer te ontwijken is.
| |
| |
ik heb niets meer te zeggen,
| |
| |
| |
De kerk van Escomb, Durham
Gebouwd met stenen uit het legerkamp van 't zevende legioen
Een haan van een kerk met zwarte veren
staat nog overeind op het erf van de keizers
doden achternakraaiend, haast onhoorbaar
voor ons, met de snavel van zijn geloof
radeloos rondpikkend in het groene
groen als gras groen is en de grafstenen
grijs als de beenderen van de tijd,
wijdbeens met het hoofd voorover in de aarde,
hielen van kerkhoven, verzenen tegen
de prikkels van licht en maanlicht 's nachts,
tegen de dag in de tijd verzonken,
dronken van de vergankelijkheid,
als Romeinse soldaten hun roes uitslapend
na de keizerlijke feesten tot vroeg in de morgen
van een nieuwe dag nu de haan heeft gekraaid.
| |
| |
| |
Georges Herberts kerkje te Bemerton
Na de opstanding zijn er elf over,
na hemelvaart zijn er drie boven,
Hij zal tot ons nederdalen,
wij wachten de Geest met elkaar
als het vuur op een altaar.
De Heilige Geest is geduldig,
Hij wacht en vermenigvuldigt:
God maal de zijnen, dat is
Want de heilige kerk is weinig,
het weinige maakt heilig,
Er zijn drie-en-dertig plaatsen,
de mensen moeten zich haasten,
het water loopt al te hoop
| |
| |
Er staan drie-en-dertig-stoelen,
men kan de stilte voelen,
stilte van leven en dood,
En daar balt de aarde zich samen
in het altaar onder de ramen
een kruis aan de muur met letters
uit zestien-zoveel-en-dertig:
hier heeft de dichter geleefd
van wien ik het liefste lees.
George Herbert (1593-1633), priester, begraven in zijn kerk te Bermerton bij Salisbury waar drie-en-dertig stoelen staan
| |
| |
| |
Annette van Droste
Ik lees Annette von Droste
golven van liefde en taal
de jaarringen van de tijd
drie maal zeventien malen
in de bomen van het bloed
Annette von Droste-Hülshoff (1797-1848) schreef o.a. Das geistliche Jahr
|
|