wereld gevuld is met dingen. Want dingen zijn werkelijkheden, zo lijkt het. Een werkelijkheid is de verwerkelijking van bepaalde mogelijkheden. Een ding is dan gedetermineerd, gebonden aan de identiteit met zich zelf. Het ding is niets anders dan de gebondenheid van een mogelijkheid aan zich zelf. Houd een mogelijkheid vast, determineer haar, bind haar aan haar bepaaldheid en zij wordt tot een ding. Zij stolt, slaat neer uit een damp van mogelijkheden en wordt zichtbaar en tastbaar. De zichtbare realiteit is de ernst waarmee een mogelijkheid met zich zelf geïdentificeerd wordt.
Tegenover deze ernst, die de dingen doet neerslaan, staat het spel. Het spel lost de dingen op, het lost de wereld op in de mogelijkheden, waaruit hij is gerealiseerd en waaruit een geheel andere wereld gerealiseerd zou kunnen worden. Het tast die af, meer niet. Gaat het spel die andere wereld, de wereld van het spel realiseren, gaat het regels vormen en laat het de vrijheid los, dan is het eigenlijk geen spel meer, maar een imitatie van de ernst. En dat het spel in wezen een imitatie van de ernst zou zijn, is wel de slechtste theorie die ooit bedacht is. Het spel schept niet, het oppert alleen mogelijkheden. Het is een wezenlijke eigenschap van het authentieke spelen, dat de speler zich volstrekt niet bindt. Een gezelschapsspel of een hazardspel is al een neerslag uit de wolk, een materialisatie van het spel, geen spel meer, maar een spelletje. De regel of het toeval is al een evasie naar het tastbare vanuit de verveling van de geest in zijn hoge spel.
Het spel geeft aan alle dingen een ander karakter. De mens die vrij is, die door zijn spel de vrijheid verovert, verandert de dingen in vrijheid. Door zijn spel worden kleine, ernstige druppeltjes weer speelse grote wolken. De dingen zijn maar druppels, toevallig neergeslagen uit een wolk van mogelijkheden. Dingen zijn in hun ernst verstard. Het spel, dat, omdat de vrijheid geen bezit is, niets anders is dan een beschouwing of een houding en nooit een practijk, herstelt de wolk rondom de druppel; het verwerkelijkt werkelijkheden weer tot mogelijkheden en lost de dingen in hun mogelijkheden op. De beschouwing laadt het eindige met oneindigheid en geeft er aldus een oneindige betekenis aan op de wijze van de ernst, maar vrijblijvend. In het denkend spelen en het spelend denken verdampt de wereld en wordt hij tot de wolk van mogelijkheden, die hij was voor de schepping.
Het gedetermineerde, met zich zelf identieke, reële en in zijn realiteit vastgebondene heeft geen betekenis. Want het verwijst nergens naar; betekenis nu bestaat hierin, dat het ding, waaraan betekenis wordt toegekend, verwijst, niet naar iets anders dan wat het is, maar naar zijn mogelijkheden. De vrijheid geeft betekenis aan de wereld, omdat zij door haar spel aan de wereld zijn ernstige en komische identiteit ontneemt en hem verheft uit de status van verpletterd-liggen-op-zich-zelf. Zij maakt van het ene het andere, echter niet