| |
| |
| |
Nieuwe boeken
G.H. Halsberghe, Zoeklicht op het Oude Athene, Vlaamse Pockets no 25, Hasselt, 1960.
Afgaande op het niet onaanzienlijke aandeel, dat de antieke wereld heeft in de onderwerpen, welke zoal in pockets behandeld worden, zou men geneigd zijn te veronderstellen, dat de auteur van dit werkje gelijk heeft, wanneer hij in zijn Woord Vooraf een groeiende belangstelling voor de beschaving van de klassieke oudheid constateert. Men kan met deze boekjes langzamerhand een bibliotheek vullen. Grotendeels zijn het herdrukken, vertalingen of bewerkingen. Het boekje van Dr. Halsberghe is oorspronkelijk. Achter de titel verbergt zich een poging om de reiziger, in welke zin dan ook, die de oorspronkelijke rijkdom en de veelvuldige betekenis van de Griekse beschaving op het scherm van zijn verbeelding wil projecteren, het nodige ‘projectiemateriaal’ te verschaffen en zijn belangstelling op te wekken.
De eerste poging lijkt mij beter geslaagd dan de tweede. Het boekje biedt inderdaad in kort bestek een keur van informaties over de inrichting van de Atheense maatschappij in de vijfde eeuw voor Christus, over de politieke instellingen, het rechts-, financie- en krijgswezen, over landbouw, nijverheid en handel en tenslotte over goden en religieuze instituten. Vooral dit laatste hoofdstuk heeft nogal te lijden van de beknoptheid. Men kan over de religieuze werkelijkheid nu eenmaal niet even kort en apodictisch spreken als over het muntwezen. Een korte mededeling kan hier zelfs geen informatie bieden; er moet iets tastbaar gemaakt worden, anders heeft ook de mededeling geen zin. De opzet verleidt hier de auteur tot een ongeoorloofd schematiseren en simplificeren. Dat, om maar een voorbeeld te noemen, Apollo het symbool was ‘van maat en bezinning, van kalme sereniteit en stralende schoonheid, van de glasheldere logica’, Dionysos daarentegen van de ‘roes en de lagere zinnelijkheid’, is eenvoudig niet waar, ook niet in de vijfde eeuw, toen het religieuze leven al danig geschematiseerd was. Het duistere van de Apollo, die in de Ilias optreedt als verwekker van de pest, verdwijnt nooit geheel en Dionysos heeft meer met de hogere dan met de lagere zinnelijkheid te maken - als het al mogelijk is deze twee te onderscheiden.
Of het boekje belangstelling zal wekken voor de Oudheid? Ik weet niet, of die zgn. herleefde interesse voor het Griekendom zich wel op het muntwezen en dergelijke realia richt. Maar er staat wel van alles in en als klein naslagboekje is het zeker nuttig. De illustraties achterin hebben weinig met de tekst te maken.
C. Verhoeven
| |
Dr. Jef Last, Japan in kimono en overall, N.V. Uitgeversmij Kosmos. Amsterdam-Antwerpen 1960. Prijs f 12,50.
In de afgelopen vier jaar maakte de Nederlandse auteur en sinoloog Dr. Jef Last tweemaal een reis van vijf maanden door Japan, de eerste keer als afgevaardigde naar het PEN-congres in Tokio [1957] en in 1959 nogmaals, maar nu op eigen gelegenheid. Deze beide ervaringen, die door jarenlange intense studie van het Japanse volk en zijn geschiedenis nog verdiept waren, hebben thans een boek opgeleverd dat de veelzeggende titel Japan in kimono en overall draagt, en dat een overzicht bedoelt te geven van wat er op het ogenblik in Japan op kultureel, politiek en religieus gebied gaande is. Daarbij is echter ook aandacht besteed aan de manier waarop de ‘gewone’ Japanner zijn dagen slijt, aan stedenbouw, ontspanning, eet- en drinkgewoonten, etc.
| |
| |
Zoals de titel van dit boek reeds aangeeft heeft Last het nieuwe Japan van na de tweede wereldoorlog in de eerste plaats gekonfronteerd met het oude, nog feodale, nationalistische en militairistische ‘Land van de rijzende zon’ dat eens de droom gekoesterd heeft om van de Stille Oceaan een Japans binnenmeertje te maken. Last maakt duidelijk dat met name de jonge intellektuelen aldaar niets meer met het verleden van hun land te maken willen hebben. Zij worden sterk door westerse stromingen op sociaal en politiek gebied beïnvloed en komen vaak tot een radikalisme dat door Last niet met onverdeelde sympathie wordt gewaardeerd. Dat het land niet ‘linkser’ koerst dan momenteel nog meestal het geval is, moet vooral aan het platteland worden toegeschreven dat uiteraard in veel mindere mate aan buitenlandse invloeden is blootgesteld. Een situatie die ook in andere Oostaziatische landen kan worden opgemerkt.
Overigens konstateert Last dat ook ultra-nationalistische stromingen in de laatste jaren steeds sterker zijn geworden; symptomatisch hiervoor acht hij bij voorbeeld het feit dat in de grote steden steeds meer café's voor oud-strijders en dergelijke, vaak zeer rankuneuze lieden worden opgericht. De mogelijkheid schijnt niet uitgesloten dat Japan steeds meer door politiek extremisme verdeeld zal worden. Imperialistische tendensen zullen echter wel onuitvoerbaar blijven, mede door de opkomst van kommunistisch China.
Lasts boek laat zich vlot lezen, hoewel de schrijver zich hier en daar tot een te ‘praterige’ stijl heeft laten verleiden. Aan het slot zijn een groot aantal ‘zakelijke gegevens’ toegevoegd die op allerlei terrein zeer gewenst informatie verschaffen. De uitgever zorgde voor een fraaie uitvoering.
Piet Calis
| |
S. Vestdijk, Muziek in blik. - Uitg, De Bezige Bij, Amsterdam.
Vestdijk's geschriften over muziek vormen een merkwaardig soort lectuur en de nieuwe bundel Muziek in blik - samengesteld uit artikelen, die eerder verschenen in ‘De Groene Amsterdammer’ - vormt daarop helaas geen uitzondering. Het is niet dat zijn intelligentie en eruditie Vestdijk bij zijn muzikale beschouwingen in de steek zouden laten, integendeel, hij weet er bijzonder veel van en hij hanteert zijn stof met alle scherpzinnigheid en vindingrijkheid waarover hij als essayist beschikt. Maar tijdens het lezen had ik telkens het gevoel of het over iets anders ging, over een andere kunst die er wel veel op leek, die verrassende identieke omstandigheden en mogelijkheden kende, maar principieel toch geheel anders was. Haar materie bestond niet uit bloeiende klank maar uit een soort vernuftig ingedeelde intelligentie, die in het gunstigste geval iets van koud stromend water kreeg, zo koud dat Vestdijk geen zin had erin onder te duiken, - reden waarom hij aan de kant bleef staan. Dat hij daar niettemin bijzonder boeiende dingen ontdekt en en er vaak even boeiend over weet te schrijven, spreekt vanzelf. Hij blijft ook als muziek-criticus niet beneden het hem eigen hoge niveau. Maar toch vind ik de muziek een wonderlijk ongelukkige liefde van hem. Kenners beweren overigens dat die soort liefde meestal het hardnekkigst is. Het literaire oeuvre van Vestdijk biedt voor die stelling trouwens verschillende overtuigende bewijzen..
Gabriël Smit
| |
| |
| |
M.A. Beek, Atlas van het Tweestromenland, Overzicht over geschiedenis en beschaving van Mesopotamië van de steentijd tot de val van Babylon, Elsevier, Amsterdam 1960 f 39,50.
Aan de imposante reeks van Elseviers cultuurhistorische Atlassen, die enige jaren geleden zo groots inzette met Van der Meer's Atlas van de Westerse Beschaving, is onlangs een nieuw exemplaar toegevoegd. Het is van de hand van de Amsterdamse hoogleraar M.A. Beek en behandelt de geschiedenis van het oude Mesopotamië. Te zeggen, dat wij hier te maken hebben met het werk van één persoon, is natuurlijk niet juist. Bij boeken als deze is de bijdrage van de uitgever bijna even belangrijk als die van de auteur. Zonder een wereldmacht als Elsevier zou deze uitgave niet denkbaar zijn. De tekst alleen zou, wanneer die los te denken was van de prachtige illustraties, een flinke pocket kunnen vullen. Ongetwijfeld zou het gevaar voor onderschatting van de betekenis ervan dan even groot zijn als nu de mogelijkheid bestaat, dat het boek vanwege zijn vorstelijk uiterlijk zal overschat worden. De auteur bedoelt niet een oorspronkelijke bijdrage te leveren, maar, zoals hij in het voorwoord nadrukkelijk zegt, een voor de ontwikkelde leek begrijpelijke samenvatting. Zulke samenvattingen ontlenen hun belang aan de vakkennis en didaktische talenten van de auteur. Wie als ontwikkelde leek dit boek leest en daardoor misschien voor het eerst een kijk krijgt op Mesopotamië, zal het boek belangrijk vinden. Maar aangezien weinigen op dit gebied meer zijn dan leken, ligt het meer op mijn weg dit boek aan te kondigen dan het in détails te beoordelen.
Men kan, geloof ik, in dit boek op twee geheel verschillende wijzen Tweestromenland benaderen. Op de eerste plaats kunnen wij proberen ons vertrouwd te maken met deze cultuur door haar te zien als een bakermat van onez eigen cultuur. Hiertoe staan twee wegen open nl. de Bijbel en Hellas. Het antieke Anatolië is, naar een uitdrukking van de Nijmeegse hoogleraar F.J. de Waele een brug van beschaving geweest tussen Oost en West, dus tussen Mesopotamië en Hellas. Men kan het transport over deze brug overschatten, zeker is toch wel, dat het intenser moet geweest zijn dan in concreto na te wijzen valt. Concreet aanwijsbaar zou alleen de imitatie zijn. Maar Hellas imiteerde niet. Het gaat hier eerder over een ontmoeting en een beïnvloeding van meer subtiele aard, een verwerken van impulsen uit het Oosten. Dat de Grieken in deze zin op religieus en wetenschappelijk gebied beïnvloed zijn door Mesopotamië, is niet te betwijfelen.
Een andere weg naar Mesopotamië leidt over de Bijbel. Wat dit punt betreft, heeft het niet ontbroken aan theorieën, die de invloed van Babel op Bibel al te hoog gesteld hebben - de invloed van de laatste op het Avondland is moeilijk te overschatten. Als Oudtestamenticus en Assyrioloog is prof. Beek de aangewezen persoon om hier een evenwichtig oordeel te vellen. Hij doet dat in een misschien wat al te beknopte slotbeschouwing onder de titel: ‘Mesopotamië als bakermat van onze beschaving’. Zijn conclusie is dat het Oude Testament door de vergelijking met de opvattingen van de Babyloniërs juist door zijn ‘anders-zijn’ een indrukwekkend reliëf heeft gekregen. [p. 147]. De beïnvloeding, die bij Hellas het karakter van soepele assimilatie heeft, is bij Israël een prikkel tot distantiëring geweest.
En deze overweging stelt ons in staat om nog op geheel andere wijze Mesopotamië en zijn cultuur te ondergaan. Staat immers door beide genoemde factoren de Mesopotamische cultuur in een grotere historische continuiteil tot de Westerse dan die van bv. Egypte, het is toch niet te ontkennen, dat in dit historisch verloop via Hellas en Bijbel kwalitatieve sprongen gemaakt zijn, alleen al door de Griekse en Joodse interpretatie. Wie de platen van deze Atlas beschouwt, voelt dat hij tegenover een geheel andere en daarom mysterieuze, intrigerende en imponerende wereld staat. Het centrum van deze wereld ligt dan ook in een tijd vóór de beide aftakkingen naar Hellas en Bijbel. In de kern is deze beschaving
| |
| |
niet te vergelijken met een andere. Wat vergeleken en overgenomen kan worden is de periferie. Dit blijkt ook waar te zijn in de andere historische richting nl. naar de prehistorie toe. Ook toen, voordat de verschillende Mesopotamische culturen tot bloei kwamen, was er een voor ons mysterieus blijvende overeenkomst met andere ‘westerse’ preliteraire beschavingen, zoals bv. blijkt uit de figuur van de moeder-godin en de gebouwen van het Tholostype. Dat men hier, zoals de auteur [p. 43] kan denken aan een beweging, die van Mesopotamië uitgaat, betekent nog niet, dat wij hier met typisch Mesopotamische zaken te doen hebben. Het eigene van deze cultuur komt veel meer tot uiting in haar bloeitijdperken bij Sumeniërs, Assyriërs en Babyloniërs. De ervaring hiervan wordt misschien door het plaatwerk van dit boek nog intenser bemiddeld dan door de tekst en kan in elk geval niet met een paar woorden worden overgedragen.
C. Verhoeven
| |
Ontvangen boeken
Hubert Lampe, Joris Minne beeldhouwer, uitg. S.M. Ontwikkeling, Antwerpen. |
Hugues C. Pernath, Het masker man, uitg. Ontwikkeling, Antwerpen en De Bezige Bij, Amsterdam. |
Elmar Borg, De magische overzijde, roman, uitg. Westaland, Merksem. |
Stephanus Axters O.P., Geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden, IV Na Trente, uitg. De Sikkel N.V., Antwerpen, ing. Fr. 380, geb. Fr. 430. |
Herbert Kühn, Prehistorische kunst in Europa, ontwikkeling en betekenis, Pictura-Boeken 21, uitg. Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1960. |
Longus, Dafnis en Cliloë, vert. J. Prins, Boucher, Den Haag. f 8,90. |
C.J. Bleeker, Op zoek naar het geheim van de godsdienst, Meulenhoff Pockets. M 10. 2e druk. 1961. |
S. Vestdijk, Een moderne Antonius, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, f 9,75. |
S. Vestdijk, De Toekomst der Religie. 3e dr. Van Loghum Slaterus, Arnhem 1960. |
C.J. Schuurman, Psychologie, Godsdienst en Religie. Van Loghum Slaterus, Arnhem 1961. ing. f 4,90. |
A. Roland Holst, Een Winter aan Zee, gevolgd door Rekenschap voor een Winter aan Zee, uitg. Bert Bakker/Daamen n.v., Den Haag 1961, Ooievaar 127. |
C.S. Lewis, Laudate Dominum, Beschouwingen over de psalmen, uitg. W. ten Have n.v., Amsterdam, 1960, f 6,90. |
Raymond Queneau, Ik ben alleen maar wat ouder geworden, Zazie in de metro, uitg. H. Meulenhoff, Amsterdam. |
J. Goudsblom, Nihilisme en cultuur, uitg. N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1960, f 12,50. |
M. Custers, Kerkelijke Boekenwetgeving, Uitg. N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen - Amsterdam, 1960, f 5,90. |
|
|