Roeping. Jaargang 36(1960-1961)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 601] [p. 601] [Nummer 11] Gabriel Smit Voor de Goede Week 1 Palmzondag Ga naar het dorp. Waar de straatweg een scherpe bocht maakt naar rechts, kiest links een smal, modderig pad de lege velden. Neem het, loop dan rechtuit tot je bij een kleine groep bottende wilgen niet verder kunt, doe het hek open en steek het weiland over, naar de schuur met het strodak. De deur is aan de achterkant. Maak je geen zorg, de klink is los. Binnen staat een ezelin, haar kop over haar zilveren veulen. Het staat vriendelijk tegen zijn moeder aan, het staat al te wachten, wit en hoog zijn oren, zijn ingekeerde ogen groot van eenvoud. Eén keer zal het misschien omkijken, maar niet van verdriet. [pagina 602] [p. 602] 2 Avondmaal Even nog opspringend in de verte de stad. Dan staan drie kleine sterren in het hoge venster. Een olielamp hangt arm, onnodig aan de wand; ook ademhalen wordt overbodig. U spreekt, uw borst bloeit woorden en hemellucht voor allen, U legt twee strenge, zachte handen over een wit stuk brood, een beker boorde- vol purperzwarte, bedwelmende wijn. Alles is heerlijkheid, alles is pijn. [pagina 603] [p. 603] 3 Kruisdood Ik heb wel pijn, maar niet om U. Soms schaam ik mij, - kan ik het helpen? Ik zou U moeten volgen, moet sterven, niet alleen aan mijzelf, zoals nu, aan mijn eigen pijn, mijn eigen kruis, die tegendraadse dood, misschien een halve vlucht nog, in nauwelijks verborgen slagschaduw van mij mijzelf vooruit. Ik kom uit dit kleine, ijdele graf niet los: vochtige schimmelwanden, dampende aarde als een mantel over mijn lichaam, angst, zelfbeklag. En U een kruis, hoog, omhoog, alles zien wat door alle verraders verraden wordt, open voor ongenade naar overal en overal brekend oog, bloeiende bloedboom, springvloed van overvloeiend sterven, toereiken van dood als een samen stijgen naar de woordgrens die liefde doet. [pagina 604] [p. 604] En ik hier, bang, langs mijn kant geen vinger uitsteken, geen seconde overbuigen, in eigen veilige pijn geborgen blijven, uw lange doodsuur lang. Laffe, lege papierhand, wie slaat de spijker? Durf open blijven. Je durft niet. Ik kan wel huilen. Ik doe het, ik doe het niet. Vorige Volgende