ring van het gevoel waardoor men bevrijd wordt van de druk en tot een nieuwe positieve ordening van zijn gevoelens komt.
Zo kan ik ook bij een beeld van Zadkine of bij een schilderij van Rembrandt mijn psyche actief openstellen voor een passief proces. Ik bekijk het werk vanuit allerlei standen, knijp mijn ogen half dicht, ga eens op een afstand staan en dan..., dan begint wat ik zou willen noemen ‘de genade van het passieve proces’. Geleidelijk wordt mijn esthetisch voelen geraakt. Als er nu in mijn psyche bepaalde gevoelens geblokkeerd liggen en het kunstwerk heeft in zijn typische vormgeving de kracht om deze gebieden van mijn existentie te wekken, dan ontstaat er inderdaad een in passiviteit gewekt worden van mijn gevoelsleven, eventueel wederom ondersteund door de activiteit van nogmaals in alle standen het werk te bekijken enz. Is nu dit kunstwerk harmonisch, dan wordt het proces ook afgesloten in een ‘anders-zijn’ van mijn voelen, dat een zekere rust geeft. Door mijn aanvankelijke en later herhaalde activiteit van ‘kijken’, ‘lopen’ wordt mijn passieve ontvankelijkheid groter, m.a.w. ik ben tegelijkertijd ‘uitvoerend kunstenaar’ en kunstgenieter. In mijn activiteit doe ik dus analoog hetzelfde wat het orkest doet, wanneer ik naar een symfonie luister: ik maak het kunstwerk voor mijn esthetisch ‘zien’ toegankelijk. Maar de uiteindelijke katharsis voltrekt zich als een passief gewekt worden, niet door mijzelf maar door de kunst, hetgeen Aristoteles wezenlijk acht voor een autenthieke katharsis; dit is ook een proces dat voldoende tijd en continuïteit krijgt om alle wezenlijke elementen van de katharsis tot rijpheid te doen komen. Er is dus bij de statische kunsten geen sprake van een genieten in één blik.
Het behoeft geen betoog, dat men bij een dergelijke methode van genieten van kunst niet in een uur een geheel museum kan ‘doen’, maar dat men hier werkelijk de nodige geduldige passiviteit moet opbrengen om volledig te kunnen genieten en kathartisch beïnvloed te worden.
Hierin kan ook een aanwijzing liggen voor mensen, die bepaalde kunstwerken maar niet kunnen genieten. Laat deze mensen eens ophouden met louter passief te zijn, maar zich actief openstellen, de vooroordelen uitbannen, de nodige realia in zich opnemen die eventueel de sleutel tot het verstaan kunnen zijn. Dan is het mogelijk, dat er ruimte geschapen wordt voor een diepere passiviteit.
Uiteindelijk blijkt dus, dat de begrippen ‘actief’ en ‘passief’ maar zeer betrekkelijk zijn. Zij komen voort uit een deelbeschouwing en zijn juist, wanneer ze, na afzonderlijk beschouwd te zijn, weer gesynthetiseerd worden; ze zijn onjuist, wanneer men ze te exclusief neemt. Aristoteles zegt dan ook in zijn ethiek, dat het hoogtepunt van een afgeronde activiteit samenvalt met een hoogtepunt van passiviteit.