Roeping. Jaargang 36(1960-1961)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 368] [p. 368] Leo Herberghs Vijf gedichten De sterren bedelven de aarde met lichten uit hemelse streken: daar wonen de vriendlijke goden. De stemmen van achter de wereld beroeren de oren der slapers die aarde zijn op de aarde. Lang is het voorjaar vergleden dat de wereld geurde van vreugde, maar nu is het najaar en winter. Ik loop met de glans in mijn ogen van de hoop op een eindelijk weerzien op een andere ster dan de onze. Nergens meer vind ik een woning. [pagina 369] [p. 369] Jarenlang lag ik verscholen onder de wortels der bomen: toen ben ik wakker geworden. Ik ritselde hagedissen los uit mijn aarden lichaam met het gebaar van de vlinder. Uit mijn verwarde haren liet ik de bladeren vallen boven de kom van de vijver. Het meisje, de bal in haar handen, deelde mij in bij de spelers: ik liep om het hardst rond de bomen. Zoveel al van vroeger vergeet ik. [pagina 370] [p. 370] Gewisser dan 't donkere leven is de gewisheid der doden, de stillen met stomme monden. Zij hebben een morgen tevoren de bloeiende vruchten gegeten, zij hebben hun armen geopend. Hun voeten bewogen zich langzaam over het pad van de liefde, zij waren nog nauwlijks begonnen en plotseling waren zij doden. Zij voegden zich blij bij de andren die onder de aarde leven. Soms hoor ik nog van hen spreken. [pagina 371] [p. 371] Ik ben als een schim in de winter, in de mistige laan van het later een gebogene naar het verleden. Een vogelstem lokte mij herwaarts terug uit het land van eergister naar het donkere oord van de wereld. Ik ben zonder naam, zonder oorsprong op 'n nacht uit de sterren gevallen en vind nergens meer mijn terugweg. Wanneer ik de bloemen zou vragen: waar stond in het huis van mijn vader het speelgoedpaard van mijn dromen?, dan zouden zij 't antwoord wel weten. [pagina 372] [p. 372] Mijn handen zijn mij tenleste ontvallen en ook mijn haren willen mij niet vergezellen. Ik ben in de mist uitgetreden op zoek naar de winterse aarde maar viel in de put van het zwijgen. De echo weerklinkt langs de wanden van hemel en lucht en daarboven hoor ik mijn stem verder klagen. Het zijn onverstaanbare woorden die klinken uit monden van nevel, het is of de wereld zich nestelt onder de tong van de stilte. Vorige Volgende