Maes, die met zijn rug tegen de centrale verwarming stond alsof hij er aan vastgeplakt was, keek schaapachtig naar zijn schoenveters.
‘Is dat duidelijk, Engels?’
‘Ja, mijnheer,’ fluisterde Engels.
‘Van Loen? Maes?’
‘Ja, mijnheer,’ dreunden Van Loen en Maes.
‘Gaat u dan maar gauw op uw plaats zitten, Maes, vooraleer ik u ook in de ban slinger. Zo'n stel budgetvreters heb ik nog nooit bij elkaar gezien.’
Maes deed zijn oren bewegen als een olifant en schuifelde langzaam naar zijn bureau. De onverwachte uitbrander maakte hem zozeer van streek, dat hij plots de hik kreeg.
‘Engels,’ zei dr. Pimmel uit de hoogte, ‘ik heb een dringend werkje voor u dat u waarschijnlijk niet zo goed zal bevallen als uw boodschappenlijstjes. Deze tekst moet zo vlug mogelijk worden getikt, vlekkeloos, zonder fouten. Geen doorhalingen, geen gestuf. Maakt u een fout, dan doet u die bladzijde maar over. U kunt er dadelijk mee beginnen. Ik reken er overigens stellig op, dat u er over veertien dagen mee klaarkomt, al moet u er voor overwerken.’
Hij legde het handschrift met een klap op Engels' bureau neer en draaide zich zonder meer om.
‘In hoeveel exemplaren, mijnheer?’ vroeg Engels met verstikte stem.
‘In drievoud,’ blafte dr. Pimmel over zijn schouder en patste de deur achter zich toe, wat niet direct in verband stond met zijn humeur, want dat deed hij ook als hij in een goede bui was.
Kribbig liep hij naar de trap, maar toen bedacht hij zich plots. Zijn kinnebak trilde nog steeds van ingehouden woede en verontwaardiging, toen hij het glazen compartiment binnenging. De adjunct, een paffe dikkerd met een melig zoetsappig gezicht, keek verstrooid van zijn bouwplan op.
‘Morgen, dr. Pimmel,’ zei hij.
‘Morgen,’ knorde dr. Pimmel.
‘Wat scheelt er? Iets misgelopen?’
De directeur luchtte zijn verontwaardiging, er wel op lettend dat zijn opgepompte borst niet helemaal leegstroomde, want ook tegenover zijn rechterhand wilde hij een zo waardig mogelijk figuur slaan.
‘Ja,’ zei de rechterhand, ‘het wordt langzamerhand tijd dat wij die kerels weer eens wat aanschroeven, anders gaan ze zich straks verbeelden dat het hier een bridgeclub is.’
‘Dat is blijkbaar niet meer nodig,’ snoof dr. Pimmel. ‘Ik heb dat sujet flink op zijn nummer gezet. Ook de anderen heb ik meteen maar op de vingers getikt. Die Maes liep daar zo maar rond te lummelen, ik geloof dat hij de grootste lijntrekker van hen allemaal is.’