Roeping. Jaargang 36(1960-1961)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Louis de Bourbon Prae-visie Zo zal 't zijn: gejaagd door feller steken dan doorgaans, vroeg naar bed; zelf nauwelijks verontrust heb 'k jouw bezorgdheid snel in slaap gekust. De ulcus, moegekweld, gaat eindlijk openbreken. 't Gebeurt wel meer, dat ik nog lig te slapen als je beneden komt; je neemt de melkboer aan; toch, vroeg of laat, kan 't je niet ontgaan: mijn ogen, die, van glas, 't eeuwig niets ingapen. De eerste schrik zal je wel doen geloven: met hèm is al mijn levensvreugd vergaan; een eerste smart zal felle wonden slaan en pijn, die zelfs de slaap aanvankelijk niet kan doven. Je zult met steeds geruimer tussenpozen bloemen neervlijen op een steen, die het verdriet verkilt tot roerloosheid van grauw graniet, en je vermijdt allengs bewust mijn naam te noemen. Er komen andre dingen, nieuwe vrinden die mij niet kennen en die het gesprek in verse banen voeren: toekomstdromen, je vertrekt voorgoed naar Canada, naar de getrouwde kindren. De weken worden maanden, maanden jaren, in onze tuin bloeit ieder voorjaar de sering maar jij bent ginds, ver weg, en de herinnering krijgt warmer tint, als purperen najaarsblaren. [pagina 101] [p. 101] Techniek, hand over hand, wijzigt de kleur der tijden; soms grijpen kleine knuistjes mijn portret: 'he 's Daddy's Daddy, hè? but he's dead! Je lacht met de anderen mee; het is niet te vermijden. Maar, vele jaren later, zal 't ook jou gebeuren dat je een zekere ochtend niet ontwaakt; dan, aan die grens die aarde'en hemel raakt, zal 'k jou weer juichend in mijn armen beuren. Vorige Volgende