Roeping. Jaargang 36(1960-1961)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Frans Babylon Gedichten In La Mancha Laat mij maar op een stugge ezel rijden door dorre vlakten van 't La Mancha-land - roodbruin, verschroeid, door hitte aangerand - daar ik tot inkeer kom door stom te lijden. Het pover leven is hier slavend strijden van boeren tegen zon en steen en zand. Mijn ezel vreet soms distels langs de kant der lange wegen, bij gebrek aan weiden. Wij beiden dragen waardig ons tekort en delen onze eenzaamheid in zwijgen, nu het ons twee aan bronklaar water schort. Maar 't is of ik ontberend sterker word en mijn doorgloeid verlangen rein kan stijgen nu mijn behoeftig lichaam schijnt verdord. [pagina 26] [p. 26] Spaanse ezel De ezel loopt op zere hoeven alsmaar dezelfde cirkelgang en trekt hier onder blinde dwang het putwerktuig, dat draait op schroeven. Hij doet het niet naar zijn behoeven, maar slechts gedwongen, jarenlang zoals een slaaf in het gevang; hij kan de vrijheid niet meer proeven. Ver van oasen met een bron en dadelpalmen in de zon mag hij in pauzen distels vreten. En daarom balkt hij somtijds fel zijn vrijheidskreten van rebel, al raakt hij vroeg als slaaf versleten. [pagina 27] [p. 27] Barrio Chino de Barcelona Het regent weer in Barcelona's stegen, die grauwer, viezer worden dan voorheen; de moede hoeren kruipen dicht bijeen, terwijl ze hun ellende overwegen. Meer dan de trouwen ben ik ze genegen en drinkend smoor ik neiging tot geween, want in mijn nostalgie blijf ik alleen ofschoon ik goedheid van ze heb gekregen. Die fletse vrouwen wachten in een bar verveeld, vermoeid en zitten altijd klaar om mannen voor een kort genot te ontvangen. In deze kroeg begint een man heel zwaar en triest te spelen op zijn lijfsgitaar: een melodie van tevergeefs verlangen. [pagina 28] [p. 28] Pastor Valenciano Ik wou maar dat ik pover leven kon als deze herder die bij zwarte schapen op 't dor plateau amandels zit te rapen, een strooien hoed op tegen barre zon. Misschien dat hij slechts schaarse vreugden won, maar van tevredenheid zit hij te gapen na 't simpel maal voordat hij wat gaat slapen, terwijl zijn kudde rust houdt bij een bron. Vanaf die ruige hoogte kijkt hij neer in 't dal met asfaltweg voor snelverkeer, maar kan zelfs rijke vreemden niet benijden. Berustend, fier verdraagt hij 't eigen zeer en - grijs en wijs - verlangt hij zelfs niet meer dan voor zijn zwarte schapen malse weiden. Vorige Volgende