manifesteert zijn sterk gevoel van verbondenheid met al deze door-de-weekse werkers. Hij heeft dit gemeen met de even aristocratische als democratische Bernard Verhoeven.
Als ik mij bewust word hoe vluchtig de meeste ontmoetingen met Gabriël Smit waren en hoe zeldzaam de uren voor een langer en dieper gesprek, verbaas ik mij over het toch onmiskenbare gevoel hem te kennen en hem in gedachte een vriend te mogen noemen.
Ik hoop dat ‘Roeping’ een foto van hem afdrukt, liefst ten voeten uit want een ‘kop’, hoe knap ook door de fotograaf genomen, mist het karakteristieke van de totale figuur. Men moet zijn gehele gestalte zien, zich zijn staan herinneren, zijn lopen, zijn gebaren, de houding van zijn hoofd en de klank van zijn stem.
Die ogen heeft om te zien, ziet dan meer dan de buitenkant, hij ziet de mens die Gabriël Smit is. Het lichaam liegt niet.
Sommigen zullen zeggen dat hij een vlotte en gezellige jongen is. Anderen kennen hem als een bijzonder sympathiek spreker, populair bij velen omdat hij zo ‘gewoon’ doet en weer anderen eren in hem de eenvoudig-vrome dichter die door het volk verstaan kan worden.
Ieder van hen heeft gelijk. Hij is een gezellige jongen, maar niet omdat hij zich bij tijd en wijle met veel charme in de gezelligheid stort, maar omdat hij van nature metgezel is. Hij is een altijd door het leven aangeraakte en bewogene. Een zeer kwetsbaar mens die de pijn van het bestaan ervaart, in zichzelf en in het bestaan van anderen. Wat hem én trouw én voortvluchtig maakt is, geloof ik, - méér dan de hem achtervolgende beslommeringen - dit achtervolgd en achterhaald en aangeraakt worden door het altijd martelende en toch zo verrukkelijke leven. Trouw omdat zorg en leed saamhorig maakt, voortvluchtig omdat het eiland Pathmos het vaderland van de dichter blijft en hij daarheen steeds weer ontsnappen wil.
Gabriël Smit is én in selecte én in brede kringen een populaire figuur, hij weet dat, schept er ongetwijfeld een zeker behagen in, is zich dit onontkoombare gevoel van behagelijkheid bewust en voelt zich daar in toenemende mate onbehagelijk bij. Dit voert hem zo nu en dan tot de spelsituatie tussen gewoon-zijn en gewoon-doen. Een spelsituatie welke hem de mogelijkheid biedt tot zelfopenbaring én tot verhulling van het eigen ik. Ik geloof niet dat hij gauw in zijn schulp kruipt maar het veilige gevoel nodig heeft een schulp te bezitten. Die ‘gezellige, vlotte’ Gabriël is schroomvalliger dan hij lijkt. Beluister zijn verzen en ge hoort een ingehouden stem, aarzelend op de grens van de stilte.
Het zal niet de bedoeling van de Roeping-redactie zijn mij over het literaire