Roeping. Jaargang 35
(1959)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 544]
| |
W.K. Grossouw
| |
[pagina 545]
| |
voor overgeleverde vormen grotendeels verloren heeft, de meest geschikte is om iets te scheppen wat toch in feite neerkomt op een nieuwe liturgische stijl. De psalmen van de oude vulgaat, antifonaal gezongen op de gregoriaanse melodieën, zijn niet te evenaren. Men moet wel vrezen dat deze op den duur alleen nog in enkele monastieke cultuurreservaten te horen zullen zijn [afgezien dan van de onvermijdelijke, maar liturgisch dode grammofoonplaten]. Wat men, denk ik, zal bereiken, is een eenvoudige vertaling van een aantal psalmen, te zingen op eenvoudige, eigentijdse [maar wat is dat?] melodieën, en de hemel geve dat de verantwoordelijk einstanties een wijze beslissing nemen, wat waarschijnlijk betekent dat ze er voorlopig helemaal geen nemen en het experiment voldoende kans laten.
Het is eigenlijk onbillijk De Psalmen van Gabriël Smit te plaatsen in deze naoorlogse context van liturgisch bewegen en zoeken, want hun oorsprong ligt vóór de oorlog en in de oorlog en hun auteur had geen liturgische of quasiliturgische bedoelingen. Wat ze onbetwistbaar vóór hebben, is hun berijming en regelmatige strofische bouw, die een ‘volkse’ toonzetting vergemakkelijkt en het zoeken naar een mijns inziens steeds afgrijselijke imitatie van het gregoriaanse psalmodiëren overbodig maakt. Wat ze, altijd nog gezien in het verband van het tegenwoordige liturgische streven, tegen hebben, is het karakter van de vertaling, die Smit zelf met Vondels woord terecht beschrijft als een ‘dichtsgewijze uitbreiding’. Dit houdt immers niet enkel in, dat de omvang van de vertaalde psalm groter wordt dan die van het meestal zeer geserreerde origineel, maar ook dat bestanddelen worden ingevoerd die aan de oorspronkelijke tekst vreemd zijn. Zo luidt, om één voorbeeld te geven uit zeer vele, de overigens voortreffelijk geslaagde aanhef van Ps. 2 in Smit's vertaling:
Woedend woelen de volken om,
ijdelheid is hun taal;
hun koningen, in gesloten drom,
zwerend bij goud en staal,
voeren tezamen tegen God
en zijn Gezalfde strijd...
Aan ‘zwerend bij goud en staal’ beantwoordt in het Hebreeuws niets. Zulk een ‘uitbreiding’ is, naar het mij voorkomt, in een echte verdietsing van de psalmen welke zich bedient van de in onze letterkunde traditionele vormen als strofe en rijm, welhaast onvermijdelijk, maar ze heeft haar bezwaren, en zulks niet alleen voor de eigenwijze schriftgeleerden, met Hieronymus zwerend bij de hebraica veritas, doch ook meer algemeen voor het levensgevoel van onze tijd, die aan de ‘vaak rauwe, verscheurende schoonheid van het origineel’ | |
[pagina 546]
| |
[Smit's eigen woorden in de Inleiding] de voorkeur geeft boven fraaie fiorituren. Alleen hij die ooit getracht heeft het volledige psalterium in ook maar het simpelste Nederlands over te zetten, kan de prestatie van Gabriël Smit naar waarde schatten en hij zal zijn Psalmen niet dan met bewondering lezen en zeggen. Want zij moeten, evenals de oorspronkelijke liederen, worden gereciteerd en gezongen; gelijk al zijn verzen, hebben zij volop klank en ritme: de melodie van de aartsengel wiens naam hij draagt.
Geweldig zijt Gij, - wie houdt voor U stand
daalt Gij in woede neer?
Toen hoog uw vonnis klonk over het land
roerde zich niemand meer.
Plotseling stilte, - ademloos alom
lag mens en dier en veld,
de wind bond in, de wateren werden stom,
zo was het àl ontsteld.
Een wereld scheidt die oude oosterse liederen van onze tijd. Het psalterium van de vulgaat, thans door alle estheten bewonderd, krioelde voor de latijnse geletterden der eerste eeuwen van barbarismen; Hieronymus en Augustinus getuigen ervan. Het lijkt mij waarschijnlijk, dat de jongste generatie, die wars is van alle vormenschoonheid, meer gevoel bezit dan vroegere geslachten voor de rauwe kracht van het origineel; maar hoe die weer te geven in onze taal? Aan de leek Gabriël Smit komt de grote verdienste toe het katholieke volk weer vertrouwd te hebben gemaakt met de psalmen. Waar de geestelijken verstek lieten gaanGa naar voetnoot1 of althans niet slaagden, heeft hij vanuit het vrijwel volstrekte niets een brug geslagen naar een begin van begrip en liefde. |
|