Roeping. Jaargang 35
(1959)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 330]
| |
Kroniek‘De grootvorstin’Ga naar voetnoot1 van M. OndeiWanneer ik de aandacht wil vestigen op M. Ondei's roman De Grootvorstin, weet ik eigenlijk niet goed, hoe te beginnen. De gedachtenwereld waardoor de handelingen van de hoofdpersoon ener roman worden bepaald, springt meestal op een bepaald hoogtepunt dusdanig in de roman naar voren, dat men die episode uit het boek onwillekeurig kiest als uitgangspunt van een beschouwing. Dat kan echter bij ‘De Grootvorstin’ niet. Ondei's roman is een zo volledig en afgerond kunstwerk in zichzelf, dat men er ongemerkt een beetje sprakeloos van wordt! Toch moet ik proberen duidelijk te maken, waarom het lezen van dit boek een zo onuitwisbare indruk achterlaat; hoe men zich al lezende voelt meegenomen in een zo zindelijke denkwereld, dat men de gehele roman tenslotte als een heldere kristal voor zich ziet. Aan alle kanten krachtig, solide en hard; aan alle zijden doorzichtig en helder. Men durft hem haast niet aanraken. Men wil alleen maar kijken en bewonderen. En dat bij een roman, waarin toch zoveel roerigs gebeurd! Het verhaal speelt in een keizerrijk, waarin een volksopstand uitbreekt, die als doel heeft, de macht in handen van het volk te brengen. Een zekere majoor M krijgt, nadat zijn oom onder de hand van een sluipschutter van het volksleger is gevallen, de opdracht leiding te geven aan de verdediging van een stadje, in welks nabijheid een landgoed ligt, bewoond door een grootvorstin, lid der keizerlijke familie. Majoor M, die altijd in de schaduw van zijn oom heeft geleefd en een teruggetrokken, eenzelvige jongeman is, krijgt deze taak eigenlijk alleen toegewezen, omdat hij een neef is van de gesneuvelde commandant. Het leger dat hij moet commanderen - keizerlijke gardisten en garnizoenssoldaten - minacht hem als een slappeling. Majoor M wordt in zijn nieuwe functie geconfronteerd met het ruwe leven der garnizoenssoldaten; met het armelijk leven der burger bevolking, waarin toch krachten leven die groter en van meer geestelijke waarde zijn dan hij ooit kon vermoeden. Hij leert - bij de ondervraging van de moordenaar van zijn oom - de mentaliteit van het volksleger vermoeden. Hij leert muiters kennen, die, hoewel zij zich bewust zijn tegen eigen bloed te vechten in de strijd tegen het volksleger, maar die dat verkiezen boven het volgen van het commando van de garnizoenscommandant, dat er uitsluitend op gericht is het eigen vege lijf te redden en die daarom op een gevaarlijke onhoudbare buitenpost blijven, soldateneer verkiezend boven halfheid. Hij leert, in regelmatige gesprekken met | |
[pagina 331]
| |
de grootvorstin, waarin hij haar - integenstelling tot zijn oom - gaandeweg de harde waarheid omtrent de noodtoestand niet onthoudt en haar voorbereidt op de ondergang, ja haar weet duidelijk te maken, dat die ondergang rechtvaardig en zinvol is, zijn eigen milieu kennen en doorzien in zijn ongewild isolement en zijn onbeholpen wil goed te doen. Kortom, hij maakt in de stroom van gebeurtenissen, die hèm schijnen te leiden in plaats dat hij ze als een meester overziet, een ontwikkeling door die van zijn wankelmoedigheid wijsheid, van zijn angst moed en van zijn formalisme geloof maakt. Zo leert hij zien, dat men, wanneer men met hart en bloed gebonden is aan het oude, het traditionele, het nieuwe alleen kan dienen door het te erkennen, d.w.z. te bestrijden. Verloochening van het oude zou immers betekenen zichzelf verloochenen en daardoor de strijd van het nieuwe overbodig en zinloos maken. En noch het oude, noch het nieuwe is overbodig. Zij vullen elkaar aan, vormen elkaar en geven elkaar betekenis en diepere zin. Zo komt hij er ook toe de stad, waarvan het nieuwe in de vorm van de geest der volksopstand, reeds heimelijk bezit heeft genomen, op te geven. Hij weet, dat de bevolking noch het garnizoensleger betrouwbaar zijn. Hoewel hij zich ervan bewust is, dat het landgoed van de grootvorstin niet te behouden zal zijn met een handvol gardisten als verdedigers, komt het hem zuiverder voor, dààr, omringt door het oude, te sterven voor het oude èn het nieuwe. Militair gezien misschien geen beste oplossing, al zal er zeker onnodig bloedvergieten door worden vermeden, maar geestelijk zeker de zuiverste strategie. Ontdaan van meelopers uit valse schaamte, zichzelf bevrijd hebbend van halve waarheden en van onzekerheden, weet hij dan ook de aan de keizer trouwe gardisten te doordringen van zijn zinvolle lotsaanvaarding en hen strijdbaar te maken in de volle betekenis van het woord, d.w.z. naar lichaam èn geest. Met de dood voor ogen geeft hij zin aan hun aller leven, maakt hij de dood tot een aanvaardbare, want levenbrengende gebeurtenis, en maakt hij zelfs het ogenschijnlijk levenslang vruchteloos gebleven leven van de grijze grootvorstin, als het ware met terugwerkende kracht tot een zinvol bestaan. Hij immers opent haar de ogen voor de rechtvaardigheid van de volksopstand en de plicht deze toestand te erkennen en te zien in het licht van hààr en zijn verleden en dit alles geprojecteerd tegen de lichtende hemel van een zinvolle toekomst. En pas dan kan men immers waarlijk heldhaftig strijden, wanneer men de noodzaak inziet dat hetgeen men verdedigt, zuivering behoeft, juist omdat het de mens heilig is. En pas dan kan men èn het gevaar, èn de betekenis van het nieuwe zien en wèten, dat het pas dan komen kan en mag, wanneer het bewijst sterk genoeg te zijn en in diepste wezen heilig aan iedereen, ook aan hen die het ondanks zichzelf moeten bestrijden. Ik kan onmogelijk de aandacht vragen voor een bepaalde episode uit dit | |
[pagina 332]
| |
boek vol zinvolle, spannende en enerverende gebeurtenissen. Nog minder kan ik citeren. Er staat geen woord te veel in. Men kan er niets uit losmaken, zonder gevaar te lopen een scheef beeld te geven van het geheel. Elke bladzijde van dit boek vormt een absoluut onvervreemdbaar deel van een harmonieus geheel, dat goed doordacht en helder en zakelijk beschreven is. In een tijd, waarin met zoveel gekrakeel, zoveel drogredenen en schijnwaarheden gestreefd wordt naar overbrugging van alle verschillen in rang, stand, geloof, ras, nationaliteit, etc. is het goed een boek te lezen, waarin wezenlijke verschillen zo diep ernstig worden erkend, als onmisbaar deel van het leven, als noodzakelijke facetten van een altijd voortgaande ontwikkeling. De verleiding is groot in deze roman het keizerrijk te vertalen met Rusland en de volksopstand met de communistische revolutie. Er is echter één groot bezwaar tegen, n.l. dat men daarmee de roman onrecht aandoet. Natuurlijk kan men hetgeen uitgebeeld wordt toepassen op de Russische Revolutie, op de ondergang van het Tsaristisch rijk en de vestiging der volksdemocratie. Maar, en dat dient een ieder te bedenken die deze roman op die manier interpreteert - de levenshouding die aan deze roman ten grondslag ligt, is, in zijn standpunt bepaling in zijn geheel omkeerbaar, d.w.z. zij geldt mutatis mutandis evenzeer voor de val der volksdemocratie en de komst van de macht die hààr zal overweldigen. En zij geldt voor nog veel méér. Nooit immers is iets van blijvende aard. Maar, of men overweldigde of overweldiger is, men kan slechts rechtvaardig en zinvol handelen, wanneer men de betekenis van beiden onderkent, zonder overigens de plaats waarop men door het leven is gesteld, zondermeer en weerloos prijs te geven.
Er dreigt nog een gevaar. Men zal deze roman standpuntloos willen noemen. Ook daarmee zou men dit boek onrecht aandoen. Het erkennen van de betekenis van het oude zowel als het nieuwe, kan au fond alleen maar berusten op een groot geloof, een zeer positieve levenshouding. Het geloof namelijk, dat uit de overweldiging van het oude door het nieuwe, het oude puurder zal opleven om zo het nieuwe kans te geven zich eveneens te vernieuwen en evenzeer zuiverder te herbloeien. Het is het geloof, dat gefundeerd is op de heilige overtuiging, dat niets wat goed is, vernietigd kàn worden, doch dat slechts het menselijk handelen en denken, telkens weer moet worden omgesmolten om er de verderfelijke verstarring tot dood formalisme uit te bannen en het zo langzaam te verpuren tot goddelijke waarheid. Slechts door groot geloof in de Macht die het oude zowel als het nieuwe leidt en behoedt, kan men zich dienstbaar maken aan het enige werkelijke leven: het goddelijk leven. Dat ‘God’ hier een begrip vertegenwoordigt, dat ver uitgaat boven de aan èèn gemeenschap gebonden voorstelling daarvan, en in waarlijk religieuze zin vrij is van elk | |
[pagina 333]
| |
formalisme, zal eenieder begrijpen, die de roman onbevooroordeeld leest en zich deelgenoot laat maken van het denken en geloven van de hoofdpersoon, majoor M.
Afstand nemen, en het oude zowel als het nieuwe zien en erkennen, wil zeggen, een stap achterwaarts doen om ‘God de gelegenheid te geven de dingen te verschuiven naar Zijn wens’. Die stap achterwaarts kan een stap zijn die de mens wegvoert van alle formalisme, weg van de vertrouwde, traditionele opvattingen, weg van de beschuttende gemeenschap waartoe men door geboorte, milieu en opvoeding behoort. Zij die deze stap niet doen, zullen hem zien als een stap dichter naar de hel. Maar voor hen die deze stap doen, betekent zij een stap dichter bij God. Of men echter deze stap doet of niet, voor allen is de uitkomst gelijk. Immers, God zal, indien men Hem geen ruimte geeft, zich die ruimte verschaffen en ook dan betekent dat, ‘dat àlle rijen worden doorbroken en àlle bestaande vormen worden afgebroken, zodat de mens niet meer weet welke richting hij op moet of waar hij zich aan te houden heeft; er zelfs aan gaat twijfelen of er wel richtingen zijn en of er wel dingen zijn waaraan hij zich kan houden. Een ieder die op dat moment van uiterste vertwijfeling vertrouwt, dat de bres geslagen werd uit liefde en niet uit haat of onverschilligheid, die voelt een nieuw hart de plaats van zijn oude innemen; een hart dat bloed stuwt door een grotere bloedsomloop dan zijn oude hart het doen kon en verwonderd constateert hij, dat zelfs de kwaliteit van zijn bloed veranderd is; dat het warmer en roder is geworden; dat het scheppingsdrang en scheppingsmacht heeft gekregen en de macht om zich te vernieuwen, en dat het alles gelijkelijk kan doorstromen zonder iets geweld aan te doen. En omdat dit nieuwe hart meer stuwkracht heeft dan het oude en omdat de nieuwe bloedsomloop wijder is dan de vorige, hebben mensen, die dit overkwam, soms gezegd dat God in hen gevaren was; zij herkenden zich zelf immers niet meer en vonden ook niets meer wat zij voor zich zelf konden aanzien, of wat zij tot zich zelf konden rekenen’.
Zo heb ik mij toch nog tot een citaat - het slot van de roman - laten verleiden. Ik kan niet anders dan dit boek, dat door de uitgever op fraaie wijze werd verzorgd, zoals men dat trouwens van de firma Boucher gewend is, een grote verspreiding toe te wensen. Laat men elkaar dit boek doorgeven als een sleutel die past op zovele, voor de ruimte van het leven gesloten deuren. En of die deuren nu rood, wit, geel of groen zijn, eenmaal geopend zullen zij die erachter wonen kunnen uitzien over een land, waarin méér zon en liefde schijnt, dan men vanachter de ijzeren, damasten of tule gordijnen glurend kan vermoeden. A. Gerits |
|