Tenslotte, even plotseling als de pen over het papier was begonnen te glijden, stopte zij ook weer. Nieuwsgierig staarde Krats nu naar de brief, die hij zelf had geschreven en waarbij hij duidelijk zijn evenwichtig handschrift herkende.
‘Lieve Anna,’ las Krats, ‘wanneer je deze regels leest, zal ik er niet meer zijn. Weet echter, dat ik tot de laatste minuut van je heb gehouden en dat mijn laatste gedachte aan jou is geweest’.
Nu werd Krats niet bevangen door angst, noch door ontzetting, maar door een vreemde ontroering, alsof hij door deze ongewilde brief aan zijn vrouw deelgenoot werd in een geheim, dat niet voor hem bestemd was. Door een strikt lichamelijke reflektie wist hij iets, dat hij niet mocht weten en ook niet kon begrijpen.
Krats wilde daarom de brief reeds verscheuren, maar inplaats daarvan vouwde hij hem dicht met een bijna liefdevolle nauwkeurigheid als gold het een belangrijk stuk. Verbaasd over deze reaktie, zat Krats een ogenblik roerloos, hulpeloos starend naar het papier in zijn handen. Toen glimlachte hij. Het verlangen meer te weten voer met grote drift in hem. Dit is het begin van iets, dacht hij, en de rest zal ik wellicht zelf moeten afmaken.
Krats werd nu bezeten van een hartstochtelijke nieuwsgierigheid. Hij begeerde te weten, welk nut dit schrijven had. En hij ging zich speels afvragen, wat er zou gebeuren, wanneer hij dit schrijven werkelijk verzond. Daardoor geraakte hij in een dromerige, overmoedige roes en ervoer dezelfde behaaglijke, door sensatie gevoede angst, die hij nog uit zijn kinderjaren herkende. Waarom niet? - dacht hij; en hij schreef zijn eigen adres onder de naam van zijn vrouw op een enveloppe. Vervolgens plakte hij er een postzegel op en stak de brief in zijn binnenzak.
Toch moet ik dezelfde blijven, besloot Krats. Ik mag het verloop van deze dag op geen enkele wijze door het gebeurde laten beinvloeden, want anders zal de uitslag niet objektief zijn. Ik zal strikt handelen zoals ik dat gisteren en eergisteren, en nu al twintig jaar lang - zolang ik getrouwd ben - heb gedaan.
Krats ontbeet dus, verliet om precies twaalf minuten over half negen zijn huis en bewandelde in het afgemeten, geroutineerde tempo dezelfde weg naar zijn kantoor. De enige afwijking was, dat hij bij het passeren van een brievenbus de rechterarm uitstrekte en de brief in de bus liet glijden. Maar zelfs voor deze handeling bleef hij niet stilstaan.
Om precies twee minuten voor negen schoof Krats neer achter zijn bureau. Hij rangschikte zijn papieren, wachtte tot de klok van de grote kerk negen uur sloeg en begon te arbeiden. Hij vermeed daarbij zorgvuldig aan het gebeurde te denken. En gezien het feit, dat Krats een rustig, beheerst man was