dat geschrijf. Er wordt wat meer gestolen, er is wat meer en wat uitvoeriger overspel, er wordt - in zekere zin schijnt dat de voornaamste vernieuwing te zijn - erg veel met maharuana en morfine gewerkt, maar verder verschilt het erg weinig van Marcellus Emants en zo. Min of meer intelligente reportage, meer niet. Mijn treincoupé van iedere dag, - de vervanging van één beursmeneer door twee nozems is de belangrijkste verandering. Maar wie kan ontkennen dat dit eerder een sociologisch dan een literair verschijnsel is? Er zijn natuurlijk wel pogingen tot vernieuwing ondernomen, - James Joyce deed misschien de meest boeiende, maar tegelijk de meest vruchteloze; Dos Passos heeft het ernstig geprobeerd en verder is er uiteraard wat [oppervlakkig gebleven] invloed van het ‘filmische zien’, maar het enige werkelijk belangrijke ontstond, meen ik, onder de hand van Franz Kafka. En is ook dit niet onherhaalbaar, gekomen en gegaan met Kafka's wonderbaarlijke eigen persoon? Ik bedoel: nam hij ook de toepassingsmogelijkheid van zijn vrijheid ten opzichte van de realiteit als geldend procédé niet mee in zijn graf? Is wat hij aan ‘nieuws’ bracht bruikbaar als uitgangspunt van verdere ontwikkeling?
Merkwaardig, - er is langzamerhand een bijzonder omvangrijke Kafkabibliotheek, maar voor zo ver ik weet is aan dit laatste punt weinig aandacht geschonken. Dit is trouwens iets dat in literaire zaken veelal vermeden wordt of klaarblijkelijk als ongewenst gezien, terwijl het voor muziek en beeldende kunst haast vanzelfsprekend wordt geacht. Ieder vindt het volkomen acceptabel dat - hoe men verder ook over het ‘procédé’ oordelen mag - een groot aantal componisten werkt volgens een door Schönberg bedacht of uitgevonden systeem van muzikale ordening. Ieder is bereid Picasso's enorme invloed op het hedendaagse picturale zien te erkennen en het logisch te vinden dat bepaalde momenten van die invloed elders duidelijk bespeurbaar zijn en naar gelang van hun bruikbaarheid worden toegepast en uitgewerkt. Maar voor de romankunst schijnt dit niet te gelden. Voor mijn gevoel heeft Kafka werkelijk nieuwe technische mogelijkheden gewezen, die een veel rijker, gevarieerder toepassing bergen dan waartoe hijzelf in zijn korte leven nog komen kon. Maar tot nog toe heeft men ze vrijwel alle laten liggen. [In vergelijking met het proza heeft de poëzie een veel duidelijker en sterker ontwikkeling doorgemaakt, zelfs zonder dat men nog met de ‘experimentelen’ zou behoeven te rekenen.]
Hoe dan ook: we zitten ermee, of althans: ik zit ermee. De belangrijksten die ernstig geprobeerd hebben met het proza in ons land iets nieuws te doen, zijn Bert Schierbeek en W.F. Hermans. Maar het proza van Schierbeek is eigenlijk een mislukt [onvoltooid, onvoldragen] soort poëzie en Hermans schijnt in dit opzicht niet zeker van zichzelf meer sinds ‘De God Denkbaar, Denkbaar de God’. Harry Mülisch en Van het Reve zijn er gelukkig ook nog,