| |
| |
| |
C.W.M. Verhoeven
Het heilige ritardando
Een ritardando is een beweging, die vertraagt, langzaam in snelheid afneemt. Het is een vertraging, niet een langzaamheid. Er is dus eerst een ander tempo, dan komt het ritardando. Het is er niet van het begin af, zoals de langzaamheid er van het begin af kan zijn. Het ritardando is een klein eiland te midden van een beweging van een andere soort, iets afzonderlijks, zelfstandigs. Plotseling wordt de bewegende kracht als het ware getroffen en tot staan gebracht. De beweging valt weliswaar niet stil, maar neigt tot een stilstand. Zij is nog maar een beweging, inzoverre zij geen stilstand kan zijn. Maar zij passeert niets meer en neemt bij wijze van spreken alles, waaraan zij voorbij zou gaan als zij een snelle beweging was, in zich op en slaat daardoor uit in de breedte. Daarom is zij niet alleen maar een tempo, een lijn; zij is een wereld van betekenissen, immers een steeds breder wordende verdikking in het spichtige schema van de beweging, waar zich betekenissen ophopen. Dit geeft haar een geheel ander karakter.
Tempo is tijd. Iedere tijd heeft zijn tempo. De verleden tijd heeft zijn tempo en de tegenwoordige tijd heeft zijn tempo. Volgens Ludwig Klages is de beweging naar de toekomst toe een snelle beweging, de beweging vanuit het verleden een langzame. Het tempo van de toekomst is de snelheid; de langzaamheid is het tempo van het verleden. Wie snel beweegt, is bezig met het doel van zijn beweging. Hij weet, waarheen hij moet. Wie daarentegen langzaam beweegt, schijnt met zijn gedachten te zijn bij het uitgangspunt van zijn beweging. Wie ergens vandaan komt, loopt gewoonlijk langzamer dan wie ergens heen gaat. De langzaamheid verzamelt het verleden in het heden, zou men kunnen zeggen.
Naargelang de tijd andere normen geeft aan ons denken, versnelt het besef van de tijd onze bewegingen of vertraagt die. Waar de toekomst een norm is, worden de bewegingen snel en wordt de snelheid bijna van een middel tot een doel op zich zelf. Waar echter het verleden een norm is, zijn de bewegingen langzamer, ingehouden, bijna in een poging om naar dat verleden terug te keren, althans elk onderdeel van de handeling te ijken aan het verleden. En dat verleden als norm is machtig, want het is een bron van ervaringen. Verleden hebben is ervaring hebben. Waar het verleden norm is, heeft de ouderdom het grootste gezag en legt de langzaamheid van zijn denken en bewegen aan de gehele gemeenschap op.
| |
| |
Behalve deze persoonlijke ouderdom is er de ouderdom van het geslacht. Het oude geslacht, dat een lang en eventueel een groot verleden heeft, is een voornaam geslacht. Adel is verleden. Waar het verleden norm is, is ouderdom voornaamheid. Voornaamheid is de mogelijkheid te steunen op het verleden, het opgenomen zijn in een veilige, historische reeks. Het verleden is een steun in de rug, een bestaansrechtvaardiging en een fonds, waaruit men kan putten in het heden. Voornaamheid is dus het bezit van een verleden en een wending naar het verleden toe. De voornamen worden daarom patriciërs genoemd naar hun patres, hun voorvaderen, hun verleden dus, terwijl de overigen proletariërs heten naar hun proles, hun kroost d.w.z. hun toekomst. Deze wending naar het verleden nu blijkt uit een van de belangrijkste kenmerken van de voornaamheid nl. de plechtige langzaamheid, het gedragen tempo. Haast hebben is niet voornaam.
‘Dees langsaemheit past groote saecken’. [Vondel]. Hiervoor zijn verschillende redenen. Een eerste reden is, dat de voorname in staat geacht kan worden, zijn bewegingen uit handen te geven; hij laat zich transporteren. Voorname Romeinen lieten zich dragen door slaven. Dat ging niet zeer snel en was niet buitengewoon comfortabel, maar het demonstreerde zeer duidelijk, dat zij banale bewegingen niet met eigen krachten behoefden uit te voeren. Het gedragen tempo kan zeer letterlijk genomen worden. Niet alleen hun tijd, het verleden, draagt de voornamen, maar zij kunnen zich ook veroorloven hun beweging te delegeren. Voornaamheid is een deftige passiviteit. De voorname doet niet wat hij ook kan laten doen. Hij verspilt zijn energie niet en bewaart die voor het verrichten van handelingen, welke hij alleen maar zelf kan verrichten. Hij concentreert zijn energie op het eigenlijke. Snel lopen is zoveel energie in het lopen zelf investeren, dat men niet genoeg overhoudt voor het eigenlijke werk.
Men kan zich veroorloven langzaam te zijn als men zelf zijn tempo kan kiezen en anderen kan laten wachten. Daarom is het zo voornaam op zich te laten wachten. De langzaamheid, die grote zaken en hoge heren past, ontstaat overal daar, waar de belangrijkheid van een zaak voor een goed deel ligt in het feit, dat men erop wacht. Het wachten maakt de dingen belangrijk. En vanaf het ogenblik, dat men iemand kan laten wachten, heeft men hem in zijn macht. Het simpele feit, dat hij achter een loket zit, is genoeg om iemands bewegingen te vertragen. Want men staat dan in contact met het bureaucratisch centrum, waar de beweging die op weg naar dit centrum steeds langzamer wordt, bijna tot stilstand komt, als het ware bezorgd, dat zij niet tijdig genoeg zal kunnen afremmen voor de ommezwaai naar de peripherie terug, waar op de zaak, nu belangrijk geworden, met ongeduld gewacht wordt. Aldus is de bureaucraat de erfgenaam van oude voornaamheid. Zijn langzaamheid
| |
| |
is de uitloper en aflegger van een eenmaal heilig ritardando. Een ander voorbeeld van slechte langzaamheid is de verstarring. Deze is het grote gevaar, dat de langzaamheid, het rituele tempo bedreigt. Er zijn snelle riten bv. de dans; in het algemeen zal elke rituele poging om op magische wijze het onmogelijke te doen, oorspronkelijk een snelle beweging zijn. De snelheid is hier het passeren van de middelen, het overslaan van het redelijke stadium in de pogingen. Maar ook deze riten worden langzamer naargelang zij meer geïnstitutionaliseerd worden. Dan kan het zijn, dat deze langzaamheid niet meer het hiëratische, sacrale ritardando is, dat voortkomt uit de zekerheid van een gedragen worden door een retrovert te benaderen wereldgrond, maar een verstarring. Het ritardando is dan een tot schema wordende beweging, die alleen maar langzaam is bij gebrek aan inspiratie nl. omdat zij door geen enkele kracht wordt voortbewogen. Zij haast zich niet alleen niet langs een bepaalde lijn naar een doel toe, maar slaat ook niet uit in de breedte. Zij berust niet op een verleden, maar drijft op eigen kracht voort, totdat zij gehoorzamend aan de wetten van de inertie, geheel tot stilstand gekomen is. Ongetwijfeld is het aandeel, dat de verstarring heeft in het ritardando van de ritus niet te onderschatten.
Snel bewegen is niet voornaam. De voorname beweging is het schrijden. Het schrijden is een gedragen, rituele wijze van zich lopend bewegen. Het ritardando is het tempo van de ritus. Waar het banale beweeg van allerlei handelingen om het nut uitloopt op een ritus, retardeert het. Zeldzaam zijn de rituelen, die snel verricht moeten worden; en dan nog vertraagt hun tempo in de loop van hun geschiedenis. De ritus is als het ritardando een eiland van langzaamheid in een wereld van snelheid, geheel anders dan zijn omgeving. In het ritardando van de beweging reserveert het subject daarvan deze voor zich zelf, weigert het zijn energie zonder meer uit te storten over de wereld en maakt van de beweging zelf een wereld. Deze beweging gaat niet ergens heen, maar is er voor zich zelf. Wat bij het lopen het doel is, waarheen men gaat, dat wordt hier in de beweging zelf opgeslokt. En dit digererend vertraagt zij.
De voorname langzaamheid is de zekerheid van de tijd. De enige tijd die men kan hebben en waarvan men zekerheid kan hebben, is de verleden tijd. Gedragen door het verleden kan men langzaam zijn. Men hoeft nergens heen, men is er altijd al. Het ritardando is de beweging van iemand, die een verleden en in dit verleden een adel heeft. Haast is als het ware de angst om voorbijgerend te worden door de tijd, om door de tijd in de rug aangevallen te worden. De voorname heeft de tijd in de rug als een betrouwbare bond- | |
| |
genoot. Hij heeft geen haast, want hij heeft, zoals men zegt de tijd en wel de enige, die men kan hebben nl. het verleden. De haastige moet de tijd inhalen, de toekomst voorbijsnellen. Pas wanneer hij de toekomst zou hebben, zou hij de tijd hebben. Maar als hij de toekomst zou kunnen inhalen, zou hij niet de toekomst, doch het verleden hebben. De toekomst kan men niet hebben; want hij is de tijd, die men bij definitie niet heeft, omdat hij vóór ons ligt.
Het ritardando is de beweging van wat ingebed is in een verleden, van iets, wat niet beweegt om middels die beweging een bepaald doel te bereiken, maar om de beweging zelf, die een omvademing is van alles wat zij op haar weg ontmoet. Het ritardando is een beweging, die niets voorbij gaat, een pas op de plaats. Het doel, dat door deze beweging bereikt moet worden, is al bereikt als de beweging begint. Deze beweging, dobberend op het verleden en het reeds bezetene, is dan ook niet een poging om iets nieuws te verwerven, maar om het bezit van het oude te intensiveren. Het is een bezitten, een zitten op, een bebroeden van wat er al is, het intensiveren van een possessieve relatie ten opzichte van het reeds aanwezige.
Om iets te verwerven, behoeft men zich niet daarheen te begeven. Men heeft alles al. Het leven is geen weg, maar een pas op de plaats. De snelle beweging ergens heen is een passeren, negeren van alles wat ligt tussen het uitgangspunt en het doel, tussen twee ficties in, dus van alles wat reëel is. ‘Alles ligt am Weg’, zegt Heidegger. Men is op weg om wat aan de weg ligt, niet om het te passeren, maar om het in bezit te nemen. Aan het einde van de weg vindt men niets nieuws: dan heeft men alles. Of ook: de weg is alleen maar de omweg naar wat men al heeft, de wijze, waarop men daarvan bezit neemt, een manier om de dingen een voor een te kunnen zien, maar niet een manier om ze te bereiken.
De snelheid, het passeren is een factor, die het leven van zijn zin berooft. Snelheid dwingt tot eenzijdigheid, haastig lopen is voorbij lopen. Wie ver wil komen moet niet snel lopen. Of misschien is het niet de fout van de loper, dat hij de bloemen langs de weg voorbij loopt, maar dat hij een weg beloopt, zonder dat hij weet heeft van andere wegen. Snelheid wordt dikwijls gehouden voor een toppunt van vitaliteit, maar het is een spel met de dood. Het is een zich opsluiten in de spichtige rechtlijnigheid van een nuttigheidsstreven. Of ook: de snelheid is een qualiteit van het vluchten; het is de panische vlucht voor de nabijheid van de dingen en voor de verplichtingen, die deze dreigende nabijheid oplegt. Langzaamheid is standvastigheid, lankmoedigheid, geduld, bereidheid om te lijden aan de dingen, die daar zijn waar men zelf ook is.
| |
| |
Het ritardando is het tempo van de mens, die de tijd heeft en van de nabijheid van de dingen niets te vrezen heeft. Een beweging, die zich vertraagt, stelt de beweger op de proef: zij confronteert hem met een veelheid van dingen tegelijk. Langzaamheid is een vrijwillige crisis, waarin het bewegende zich concentreert en waarin het de weg, die het afgelegd heeft en alles wat het langs die weg gepasseerd heeft, samenvat in het ene moment van de langzaamheid. De langzaamheid verzamelt de dingen. Niet de snelheid, maar de langzaamheid sticht een verband tussen de dingen. De snelheid trekt alleen maar willekeurige stippellijnen, die weldra vergeten zijn. Zij doet de eenheid teniet, isoleert de dingen en schept afstand.
Wie zeker is van het doel van zijn beweging, kan deze snel uitvoeren. De snelheid is dan de vastberadenheid, waarmee hij datgene, wat tussen het uitgangspunt van de beweging en het doel ligt, passeert. Daarom lijkt de snelheid een grotere zekerheid te hebben. Maar van welk kaliber is deze zekerheid? Het ritardando is een aarzeling. Het lijkt alsof de beweging nog ontworpen moet worden, terwijl zij al wordt uitgevoerd. Zij schijnt te vertragen vanwege een plotseling opkomende onzekerheid over de te volgen weg. Zij komt voort uit een aarzelend denken, terwijl de snelle beweging als het ware mechanisch wordt uitgevoerd. Snel kan alleen de beweging zijn, die geen doel in zich zelf is, die iets moet overslaan, een beweging, die er alleen maar is, omdat de onmiddellijkheid onmogelijk is. Zij is alleen maar middel. Een feestelijke beweging kan zij nooit zijn. De zekerheid, waaruit zij voortkomt, is er een van de kunstmatige keuze, van het mechanissche ingesteld-zijn op een tastbaar doel, dat overrompeld kan worden.
In het ritardando ligt een aarzeling. Het is een kunst te aarzelen, toe te geven, dat men zich over een stap moet beraden. Een keuze zonder angst voor de vernietiging van de niet-gekozen mogelijkheden is geen authentieke keuze. In zekere zin is de angst een talent. De aarzeling uit angst is te verkiezen boven de haast van de wilskramp. De haastige heeft zijn doel en zijn weg gekozen; hij heeft besloten, dat hij al het overige zal passeren. Hij rent deze weg op als een opgewonden mechanisme. Deze opgewondenheid maakt hem blind. De angst van de langzame is de omzichtigheid, het naar alle kanten zien, dat ruimte schept rondom een lineaire beweging. Hij maakt van de beweging, de weg, de lijn een ruimte, van het op weg zijn een wonen. Wat langzaam beweegt woont in de beweging, waarmee het voortgaat op een weg. Het ritardando is de eenheid van bewegen, voorbijgaan en wonen. Het is de beweging, die dat wat zij langs de weg waarover zij zich beweegt, ontmoet, met zich meeneemt en opneemt in de beweging en de beweger zelf. Zij betrekt alles in haar beweging.
| |
| |
Het ritardando is het tempo van het leven. Naargelang een leven meer verleden heeft, heeft het meer inhoud. En naargelang het meer inhoud heeft, beweegt het zich langzamer. Het beweegt zich naar een stilstand toe, naar een punt, waarop de beweging en het passeren overbodig zijn geworden. Dat is een punt van verzadiging en levensvolheid, waar het leven niet meer een doel heeft, doch een doel is, dat ter plaatse genoten kan worden. Het leven is volgelopen aan zijn verleden. Het staat nu niet stil, maar is op zijn hoogtepunt. Het is ingewijd en behoeft zich nu niet meer te haasten om het leven in te halen.
erst weiht uns ein’. [Rilke]
Omdat de langzaamheid een crisis is, is er moed voor nodig. Heidegger spreekt over de ‘Mut zum Langsamen’. Deze moed houdt verband met de schroom voor de dingen. ‘Die Scheu hemmt nicht. Aber sie legt das Langsame auf den Weg’. De aarzeling, waaruit zij voortkomt, is de concentratie op het eigenlijke, belangrijke en oorspronkelijke. ‘Die Scheu ist das Wissen, dasz der Ursprung sich nicht unmittelbar erfahren läszt’. Het ongeduld van de snelheid verhindert de dingen te rijpen tot de volheid van hun betekenis. De langzaamheid, het vertragen van de beweging is het aannemen van een afwachtende en verwonderde houding tegenover de dingen. Het is geen zuivere passiviteit, maar een opschorten van de activiteit. Daarom zegt men, dat men verwonderd ‘staat’; verwondering dwingt tot een ritardando, waarin het nieuwe gedigereerd kan worden. Tijdens dit ritardando loopt de bewegende als het ware vol met de wereld, waardoorheen hij zich beweegt en krijgt de wereld voor hem zijn betekenis.
Het ritardando is geen stilstand, maar een beweging, waarin een neiging tot stilstaan verdisconteerd is. In deze neiging worden de gepasseerde mogelijkheden gevierd. Het ritardando heeft een feestelijk karakter. Feest is de plechtige nadrukkelijkheid van een positief bestaan, dat in zich zelf zijn doel heeft. Het feestelijke ritardando is een stilstaan bij mogelijkheden, die wellicht nooit gerealiseerd zullen worden, maar die toch te belangrijk zijn om in de voorbijgang ontkend en in die ontkenning vernietigd en zinloos gemaakt te worden. Het ritardando is de houding van de mens, die een weg gaat en dus voorbij gaat, maar die in zijn voorbij gaan spaart en zegent wat hij passeert. Het is de omzichtigheid van een beweging, die noodgedwongen lineair en viaal is, maar die geen weg inslaat zonder de overweging van alle mogelijkheden, die door deze keuze vernietigd worden, een viaal voortbewegen in een spatiale omvademing, een denkende beweging.
| |
| |
‘Im Denken wird jeglich Ding einsam und langsam’. [Heidegger]. Het denken retardeert de beweging. Er is zoveel te denken naar aanleiding van elke ontmoeting langs de weg, dat de beweging stil valt tot een verwijlen. Het ritardando is het tempo van de denkende beweging, waarin niets gepasseerd wordt. Wat ontmoet wordt, wordt ingewijd in de totaliteit van het reeds aanwezige, nadat het eerst in zijn eenzaamheid en eigenheid tot een verwonderd stil staan aanleiding gegeven heeft. Het denkend bewegen is een wijze van bewegen, waarin verband gelegd wordt tussen alle dingen, die gepasseerd worden. De dingen worden gewogen en ieder ding, dat de beweging ontmoet, weegt mee. Zo komt er een zwaarte en een ernst over het ritardando: hierin krijgen de dingen hun betekenis.
Het denken, dat de beweging begeleidt en haar vertraagt tot een ritardando, is een denken van een speciaal soort. Wij noemen dat denken een mijmeren. Denken is een spel met mogelijkheden, een ruimte scheppen rondom de dingen. Het mijmeren is een spel met die mogelijkheden, welke de beweging gepasseerd heeft. Mijmeren is een eerherstel aan de gepasseerde mogelijkheden, een bedenken hoe het leven geweest zou zijn, als niet deze, maar geheel andere mogelijkheden verwerkelijkt zouden zijn. Het leven is noodgedwongen een weg; het mijmeren herstelt de ruimte rondom deze weg. Of ook: iedere verwerkelijking is maar een druppel, die neerslaat uit een wolk van mogelijkheden. Het mijmeren tast de wolk af, die nog rond de druppel is, het herstelt de wolk, waaruit de druppel is neergeslagen. Overal waar keuze noodzakelijk is, is mijmering. De keuze roept de mijmering op, het heimwee naar verloren mogelijkheden. Het mijmeren zelf is de wolk rondom de enge ruimte van een arbeidzaam en kiezend leven.
Het woord ‘mijmeren’ is een iteratief-vorming. Mijmeren is een pas op de plaats, een geretardeerd, itererend denken, dat niet tot doel heeft bepaalde conclusies te bereiken, maar alleen beoogt de verloren intimiteit met de dingen te herstellen. Het is een denkend herhalen, dat een herhalen van handelingen - in zich onmogelijk - bovendien nog overbodig maakt. Het is een voortdurende terugkeer naar en een herstel van het verleden. In het mijmeren is het verleden een norm. Ook daarom is het ritardando het tempo van de mijmering, zoals van de ritus, die immers volgens Eliade ook een terugkeer is naar het verleden of liever: over het verleden heen naar de oer-tijd. Het mijmeren is een denken vanuit en naar het verleden, dobberen, deinen op het verleden, zonder methode en zonder weg, een regressus in uterum d.w.z. naar de ongerepte totaliteit van alle mogelijkheden.
Men kan dit ritardando van bewegen en denken ‘heilig’ noemen, wanneer
| |
| |
men dit woord verstaat in de zin, die het oorspronkelijk had. Het ritardando komt voort uit een zorg om de integriteit van de totaliteit der dingen en mogelijkheden. Het laat de totaliteit bestaan in zijn ‘heelheid’. Daarom is het heilig. Heiligheid is heelheid, integriteit; heiligen is helen, heel maken. Het hele is niet alleen heilig, omdat het heel is in relatieve zin d.w.z. zonder wonden in de totaliteit, die het zelf is, maar ook ‘totaal’ in absolute zin, d.w.z. heel is niet alleen wat niet uiteen valt, maar wat ‘alles’ is. Om deze heelheid is het heilige ritardando bekommerd, of liever: de bekommering om de integriteit van het geheel en het verband van de dingen althans ideëel te behouden retardeert de beweging van de schromende en denkende mens tot een ritardando. Omdat het denken nu niet denkbaar is zonder dat de totaliteit op het spel staat is het denken onmogelijk zonder het ritardando. Alleen het geretardeerde denken, het mijmeren, is het heilige denken, de wijsheid. Het ritardando is heilig, omdat het, om met Pieper te spreken, de ‘Musze’ is, waarbuiten de ‘Kult’ niet kan gedijen.
|
|