Roeping. Jaargang 34(1958)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 710] [p. 710] Pierre Kemp Gedichten Dilemma Toen zong die hoed op het kapsel van die dame: ‘Leve de Zon!’ Maar haar man vond haar duur en gispte haar smaak met die voorname trek naar een steeds volmaakter azuur. ‘Wat doen die hoeden toch in die blauwe velden?’ ‘Zij spelen als wij, zo gaarne met het licht!’ ‘Ik wilde, dat ze mij dat zelf eens vertelden?’ ‘Dan verloor je toch ook mijn gedicht!’ Dromen van Debussy De Zon heeft mij weer een dag gemaakt. Hoe vaak zal zij dat nog doen? Primair werd ik niet aangeraakt, ik verlang alleen naar groen. Ik denk aan de dassen van Debussy, in dromen ontmoet ik hem. Tussen een goudvis en een pioen tekent hij nog een melodie, maar alles zonder stem. Als was Debussy alleen te horen: Meester, Uw stem, hebt gij die verloren?! [pagina 711] [p. 711] Regen en wind De lucht te zijn tussen haar kleine neus en haar paraplu, waarop de regen iets trippelt te zingen. Haar wangen eerste keus meisjesvlees zonder tragisch nu als aesthetienne-masseus' te strelen tot nog mooiere dingen. Onwetend van het Grote Onvoorzien, de windstoot, die de steel doel kennen aan haar neusje, waarboven dan misschien een denkflits zich niet tot muziek laat wennen. Soleilisme Ik doe van alles, ook 's nachts. Ik heb mijn persoonlijke astronomie. Blaas sterren van mijn adem in het Heelal. Dan onverwachts, speel ik heel breed de melodie van mijn mars voor Mars en val met al mijn vingers in de toetsen van Orion. Dat alles wijl ik haat en liefheb: de Zon!!! En het is mij aan te zien, hoe groots ik dit dicht in mijn eeuwig gevecht met dat oneeuwige Licht! Vorige Volgende