Roeping. Jaargang 34(1958)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 708] [p. 708] Huub Oosterhuis Pascha Hoe dan toch en waar ontstond duisternis werd waarheid gemis leven onvruchtbaar. Sindsdien dag noch duur voor het mensenvolk dat deint als een wolk en uitdooft als vuur. Blindelings bevreesd sterven mond aan mond doden in de grond - zij zijn nooit geweest. Als de moeder scheurt en het kind bestaat is het al te laat en vergeefs gebeurd. Hoe zacht is de bijl die ons hoofd afhouwt als wij zwart en oud op zijn van onheil. Plotseling is het of iemand van zon toetreedt op de bron die vergiftigd werd. [pagina 709] [p. 709] Hij knielt op de grond en hij drinkt eruit. hoor wanhoopsgeluid maakt hij met zijn mond. Als hij blauw van angst de slang heeft geslikt is hij zelf gestikt. maar het duurt niet lang of zijn zaad roert zich en zijn bloed stroomt weer hij staat op en keert alles naar het licht. Als een witheet woord gaat hij roepend voort langs de grote baan van ons doodsbestaan, smachtend waar hij kan kussend wie hij ziet, als een duif, een hooglied, aanvangstichtend. - dan wordt het woord vervuld is het vuur besteld de nachtboom geveld, nu zijn wij onthuld. Wat is er gebeurd godmens of aardgeest wie is het geweest die ons heeft losgescheurd. Hoe dan toch zijn wij uit de dood geraakt lijflijk waargemaakt blindelings bevrijd. Huub Oosterhuis Vorige Volgende