deel ervan. Geen moderne kunstenaar kan hiertegen werken, niet uit gebrek aan talent, maar uit gebrek aan traditie.
Lijkt het daarom niet, alsof sommige Tanagra-beeldjes en Etruskische bronsjes in het geheel niet gemaakt zijn, maar ontstaan, moeiteloos te voorschijn getreden uit de schoot der aarde, uit de hemel gevallen of aan de bomen gegroeid? Zo lijkt het niet alleen; zo is het ook. De boom, waaraan zij gegroeid zijn, is het historische kader, de traditie of de stijl, waarin zij zo volkomen passen, dat het lijkt alsof zij er altijd geweest zijn. Daarom zijn zij anoniem. Niet een mens heeft ze gemaakt, maar de geschiedenis.
Behalve de traditie schept ook de vondst het vanzelfsprekende, direct aanvaardbare en aansprekende kunstwerk. Maar ook de vondst ligt niet buiten de traditie. Zij is de meest essentiële ‘Fundgrube’. Want zij is samenvatting van wat er al is en men kan alleen maar vinden, wat er al is. Juist het oude moet gevonden worden.
Het huwelijksbootje is oud en afgezaagd. En toch lijkt mij dit huwelijksbootje, [zie omslag] uit teakhout vervaardigd door Theo Reusing, een klassiek voorbeeld van een vondst. Het beziende of betastende hervindt men onder het stof van de banaliteit de diepe symboliek van het bootje. Het roept een zee op met haar gevaren; buiten de boot is de chaos; hij redt de inzittenden daaruit. Het tweetal hoort onherroepelijk bijeen; zij zijn onverbiddelijk elkaars lotgenoten. Maar ook: het varen is een avontuur, dat men op zich neemt. Het is hoge ernst. De boot is een treffend symbool van de hoogste ernst, van datgene wat moderne philosophen het engagement noemen, het ingeschakeld zijn in een levenskader en het zich inzetten daarvoor. Pascal zei dit aldus: ‘Vous êtes embarqués’; gij zit in het scheepje. Dus moet gij varen. Dat is de ernst des levens, die ons verbiedt te vlinderen.
Maar er is ook spel. Het spel kan een vorm zijn, waaronder de ernst verduurd wordt. Het beeldje is rond. Dat komt zo. De kunstenaar kreeg opdracht ter gelegenheid van een huwelijk een penning te ontwerpen, die aan weerskanten plastisch en interessant zou zijn. Zo kwamen er gaten in de schijf van het ontwerp om de beide zijden te verbinden en werd hij dikker dan voor penningen gebruikelijk is. Er groeide geen penning, maar een rond beeldje. Doch deze geschiedenis kunnen we vergeten; zij is niet uitgebeeld.
Het bootje is dus rond. De zeilen zijn ook rond; zij passen niet alleen volmaakt in de cirkel van het ontwerp, maar staan ook bol. Het bootje heeft de wind in de zeilen; er wordt met verve gevaren. En als een navelachtig rudiment komt daar een stuk mast bovenuit, dat zich willig voegt naar de rondingen van het geheel. De figuurtjes zijn gevangen in de cirkel, fataal en onherroepelijk, maar ook speels. Zij vinden het fijn gevangen te zijn in deze cirkel van de boot; zij gaan erin op en zijn ermee vergroeid. Zij zijn niet in de boot genomen, maar