| |
| |
| |
[Nummer 10]
Daaldreef
Vogelbrood
Het zijn symptomen die te denken geven:
er beven bloemen voor mijn ogen,
ik zie verlangen leven in je schort;
ik ben niet vatbaar voor de angstpsychose,
en morgen moet het klaar zijn;
van leven tussen lampen en sleutels:
de stilte wordt zo'n zeldzaam
ik luister nog naar Bach en Mendelssohn.
Een lang consult; de diagnose kort:
‘Hij zingt een lang vervlogen vogeltoon’.
| |
| |
misleid ik je, je weet het;
mijn handen wanhopig open leg
en mens zijn, wat soms hetzelfde is.
ik zou hoog vliegen voor jou
en je vogelbrood brengen.
| |
| |
Ik wil vergeven en vergeten worden
ik wil naakt over bruggen hangen
ik wil zo maar in de zon zitten
Kijken naar de wolken en 't water
en wachten wat de vogels doen.
Niet hoeven luisteren naar verhalen,
geen uur of tijd, geen krant.
Ik wil slapen of uit ramen hangen
om te zien wat de vogels doen.
| |
| |
ging ik in het gras zitten fluiten
van 's morgens tot 's avonds
en 's nachts zou ik buiten blijven
om te zien of het waar is
dat ook de vogels slapen.
ik ben vader, stemplichtig,
gewichtig van 's morgens tot 's avonds.
Ik heb plichten van staat.
zou ik brood in een laken knopen
een mes kopen en scheep gaan.
Er zou geen haan naar kraaien.
| |
| |
je moet op tijd gaan slapen
je vrouw verbergt haar huid
zelf word je doof, je beeft
je morst de kruimels van 't brood
en voor je 't weet heb je geleefd,
je struikelt en blijft dood.
| |
| |
en wegdraagt naar z'n nest;
worden uitgeleid om te zingen
zal men stilstaan en zeggen:
zo vreemd heeft geen vogel
| |
| |
had hij 'n baard met 'n vogel
hij luisterde en schreef,
hij schrijft haast zoals vogels zingen;
en angstig om de loop der dingen,
z'n baard werd dun en grijs,
te koud ook voor 'n vogel om te blijven;
hij hoorde toen geen liedjes meer
| |
| |
| |
Holland
Dit land kan me gestolen worden:
Je kunt geen voet verzetten
of je vertrapt wat wetten.
Dit is een land van orde:
verboden de dieren te voederen.
Dit is een land van formulieren,
Het hangt me meterslang de keel uit.
Dit land kan me gestolen worden.
| |
Handschrift
al zweeft boven 'n wit blad
dan de oude wendingen en halen
dat ik mijn handschrift niet herken,
dat ik mezelf niet meer ben,
dat ik plotseling in onbekende talen
verval, hiëroglyphen zal schrijven
of 'n lang vergeten schrift.
Geen man of vrouw zou kunnen lezen
| |
| |
| |
Salome met masker
Dwaasheid je masker Salome:
de hand van hoveling tot vorst
Veel liever droeg je nu 'n dicht gewaad,
maar moeder weet 't beter.
Dans Salome je lichaam amfora;
het blauwe ornament ligt gladgestreeld
de brede vis zo oud als Eva.
Veel liever vroeg je mantels van brokaat,
wat maal je om de schaal,
het hoofd van 'n profeet.
Maar moeder weet 't beter.
| |
Brug
Ik laat mij niet in met vogels:
ze bevuilen de zon met hun schaduw,
hun vleugels slaan 'n blinddoek voor mijn ogen.
Ik heb een galg opgericht
vogels verhangen in 'n hoek van de kamer;
elk koord om een vogelstrot
zou mij druipend bevrijden.
Nu mijden vogels op winterdagen
is de hemel verblindend leeg,
is 'n bloedrode brug geslagen.
| |
| |
| |
Liefhebben
dat wij ons aan elkaar vergrijpen
voorbij de ander - troosteloos gebaar -
om ooit nog bij je te belanden;
ik moet door de laan van mijn handen
| |
Danseres
Een nylonkleed als matglas
verried de ronde sponning van haar schouders;
haar ogen zweemden druipend naar 'n tros
haar schoot 'n vreugdeloze schommelstoel
tegen langzame zuivere dingen.
| |
| |
| |
Morgen
Morgen valt de hemel in stukken,
morgen valt de zon op mijn gezicht,
morgen is er een zee van licht
|
|