Roeping. Jaargang 34(1958)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 572] [p. 572] Daaldreef Muze in ballingschap 1. Waar blijft de eerste vitalist na Marsman? Zijn taal moet teken zijn zijn woorden eerlijk als water, nu men op atonale wijze het brood der weerklank vraagt en sterft, niet eens de dood Athanatos; nu men geen overuren maken mag - de Bond voor Atonalen staat er achter - Ik maak 'n kans, ik rebelleer hun wet: ik zet bij nacht en ontij in woorden om de tekens van de Muze, uitgebannen, die bij de kopers van gedaalde waarden haar kroonjuwelen - ritmische rondelen - te gelde maakt. Ik ben geheim agent, de opdracht luidt: Schrijf dag en nacht zolang er taal en teken voorhanden is. [pagina 573] [p. 573] 2. Vandaag of morgen word ik wel betrapt, dan hoort de Avantgarde heel de benarde luister van m'n opdracht: Schrijf dag en nacht zolang er taal en teken voorhanden is. Ik wordt gehaald, het voorarrest, bewijzen uit het ongerijmde, attest van psychiaters: ‘Volkomen ontoerekenbaar bevonden’. Dan bij mentaal verstek tot levenslang gedichten schrijven à la Claus veroordeeld, 'n interpunctieloos diëet, censuur en lidmaatschap van de cultuurkamer van hen die beter weten. Ik vrees dat geen ontwenningskuur mij helpen zal. 3. Zij liet mij weten: Loop als toevallig wandelaar langs 't strand en lees de schelpen; werp alle schelpen die je las terug over de branding. Omzichtig. Niemand hoeft te weten dat water in de palm van elke schelp mijn boodschap heeft geschreven. Zo deed ik. Ik slingerde de schelpen als 'n discus, maar 't water liet niet af ze aan te dragen. Wat hindert 't, wie leest er nog in schelpen? Niet eens het kind. Het kind lag als 'n kever in het zand en staarde ruggelings naar bange luchten, waar jagers vlijmscherp donderslagen sneden. Het is te laat voor schelpen. [pagina 574] [p. 574] 4. De opdracht luidde: Keer terug naar 't strand en meld je met het wachtwoord bij 't kind. Er was niet veel veranderd sinds die dag, het kind lag even ruggelings, het lag gelaten en zwijgend wees het naar de stalen vogels; ze schreven op het blauw met lange halen hun witte lijnenspel. Toen sprak het kind: Je bent te oud om luchten te vertalen, laat mij het doen, ik lees 't als 'n hand. Er staat geschreven: Draag water van de zee in beide handen, draag water naar de kust en vraag: wat is er eerlijker dan water. Wie 't antwoord schuldig blijft is ingewijd. 5. Ik vroeg: wat is er eerlijker dan water. De keizer dacht: mijn kroon, de boer: mijn land, de dichter zei: het hijgen van mijn hand. Ik vroeg het aan de vrouw, de drenkeling en beiden wisten zeker: ieder ding dat drijven blijft op water of wind. Alleen het kind en ik bleven het antwoord schuldig; het moet 'n zaak zijn bij uitnemendheid waarin je enkel met 'n kind bent ingewijd. Vorige Volgende