| |
| |
| |
Geert van Beek
Een zonnige voorjaarsdag
De agent weet dat het geen zin heeft te verbieden, speciaal vandaag niet: februari laat een lentedag los en dan springt iedereen uit de band. Stel je voor dat hij van zijn fiets stapte: - Weten jullie niet dat het verboden is op de openbare weg te voetballen?
Ze zouden knipogen en naar de zon wijzen:
- Het seringenboompje is in één keer groen geschoten, agent!
- We hebben onze truien aan de wilgen gehangen, agent!
- De sneeuwklokjes wagen 't er maar op, het heeft lang genoeg geduurd, agent!
Stel je voor dat hij vroeg: - Waar wonen jullie?
Ze zouden lachen: - In de wind, agent! Vandaag zomaar onder de blauwe lucht. Vandaag willen we geen dak boven ons hoofd, agent!
Van de dakgoten zouden de mussen om zijn oren joelen, hem spottend achtervolgen als een lastige bijenzwerm: - Hoor hém! Hij wil vandaag spelende kinderen arresteren!
Het is maar beter te doen of hij niets gezien heeft, of hij werkelijk gelooft dat ze daar op de stoep alleen maar een beetje aan 't koppen zijn, voorzichtig, dat de bal niet op straat komt. Nauwelijks is hij de hoek om of het gevecht begint opnieuw. Vandaag moet de bal hoog tussen de huizen, de schaduw snelt over trottoirstenen, dreigt boven bedeesde krokussen.
En niemand weet natuurlijk hoe 't komt dat hij loodzwaar neerploft op de rillerige sneeuwklokjes die amper op hun benen kunnen staan. Belangrijk is, de bal weg te grissen voor de woedende vangarmen van de eigenaar en verderop zijn scheldwoorden negeren. Voor één dag heeft de zon de wet buiten werking gesteld.
Achter die deur daar neemt Albert Pope afscheid van zijn moeder. Hij is zijn twintigste verjaardag thuis komen vieren en gaat nu weer naar zijn pension in het zuiden. Morgen begint de school weer die wegens gebrek aan kolen een week gesloten was.
- Maak u geen zorg. Bij luchtalarm gaan we daar in optocht naar een prachtige verwarmingskelder, verbranden we niet dan worden we wel gekookt. De meisjes bidden weesgegroetjes en wij zingen Wakk're jongens Hollands trots. Intentie en resultaat blijken hetzelfde.
Hij fluit het wijsje in marstempo, zwaait driemaal zijn tas boven zijn hoofd tegen de vrouw die bij het hekje haar hand opsteekt en gaat de hoek om. Naar
| |
| |
de tram. Warm blaast de wind in zijn nek, een hond droomt met uitgestrekte poten dat het zomer is, in de dampende aarde steken tulpen het zwaard uit de schede, berkebomen kriebelen trots hun eerste schaduw op de gevels.
- God is goed, denkt hij. Ik dank u voor uw adem de wind. Ik dank u voor deze feestversiering, bloemen en bomen. Ik dank u voor uw stem in vogelkelen.
Opgewekt knipt de conducteur gaatjes. - Zijn leven lang strooit hij confetti. Ik dank u voor de confetti van de conducteur. Voor de electrische lading die wij uit de lucht hengelen dat de vonken er afspatten.
Vlakbij begint plotseling een sirene klaaglijk te huilen, een hond die zijn onrust niet langer kan verbergen. Over de hele stad huilt nu het gevaar, waarachter de zon schijnt weg te kruipen. Onwillig knarsend komt de tram tot stilstand. Bij luchtalarm dient men de tram snel doch ordelijk te verlaten en zich naar de dichtstbijzijnde schuilkelder te begeven. - Ik zal u een handje helpen, mevrouw, en ik zal u een handje helpen, mevrouw. - Men blijve niet staan in portieken wegens het schervengevaar. Maar vanuit dit portiek ziet hij ze prachtig aanvliegen, slagorden van bommenwerpers, dofdreunend, de vuist gebald om toe te slaan. De zon is hun goed gezind, schenkt hun een helder zicht, speelt op hun zilveren rompen. En de zon is in staat de bal van angst in je keel op te lossen zodat je rustig kunt ademen. Nu moet je niet denken aan bommen die gevaarlijk op scherp staan, die met een futiel duwtje omlaag kunnen fluiten. Fluiten maar, fluiten maar, wakk're jongens Hollands trots. Wie zitten er aan die knoppen, die instrumentenborden, functioneert dat mechanisme wel goed vandaag? Waar gaan ze heen? Wat zien ze vanuit hun machine? Om deze stad slaat vandaag een glanzende rivier haar soepele arm. Het vuiltje aan de lucht is bestemd voor de vijand, verder naar het oosten. De vijand, mannen, vrouwen en kinderen die weten dat hun iets boven het hoofd hangt.
Het onweer trekt voorbij, het barst niet los boven deze feestelijke stad. Gelijktijdig juichen de sirenes dat alles veilig is. De tram zet er een vaartje in om het verloren kwartier in te halen. De straten lopen weer vol. Op de markt schenken kelners op zomerse tafelkleedjes koffie met slagroom, één koffie met zon voor Albert Pope. Een jonge vrouw legt een bos tulpen aan de voeten van haar baby in de kinderwagen. Een klas kinderen mag onder speeltijd een straatje om en het carillon klepelt naar hartelust.
- Beetje doorschuiven asjeblief. - Het is druk op het kruispunt, de dienstregeling is in de war door dat luchtalarm. Is er iets te zien? Mensen wijzen naar de lucht. Een man heft beide armen ten hemel: grote God wees mij genadig.
Dringend huilen dan weer de sirenes: maak dat je weg komt, we hebben ons vergist! Onmiddellijk dreunt de grond van ontploffingen rondom. De bommen slaan een cirkel rond deze tram zonder strategische waarde om er dadelijk
| |
| |
definitief het middelpunt in te boren. Ook Albert Pope struikelt de tram uit naar een schuilkelder in het park, een korte wedloop van 50 meter met de dood over vertrapte krokussen. Onderweg - ja onderweg, want elke meter is een meter lang - ziet hij hoe een kerk in zwarte, vuile stukken uiteenbarst. Eindelijk welft de kelder een betonnen dak over zijn kwetsbare lichaam. Hij stopt intensief een pijp, steekt een vuurhaardje aan voor zijn gezicht, een haardje van rust en gezelligheid, tegen nagelbijten en harten op hol en doodsbenauwde kelen. Misschien heeft het maar tien seconden geduurd. Buiten is het stil geworden, maar het gevaar is nog roodgloeiend. Aan de ingang van de kelder staat een Duits soldaat, een man op leeftijd.
Vorüber, zegt hij. - Het is dus voorbij, Albert Pope is ongedeerd, hij kan de kelder verlaten en zich op weg begeven naar het station om op tijd voor de klas te kunnen staan en sprookjes te vertellen als de sommetjes goed gemaakt zijn.
De kerk staat nu in brand, het huis des gebeds. Wie waren verheugd dat tot hen gezegd werd: naar het Huis des Heren zullen wij gaan? De vuurgloed showt op klaarlichte dag op de gebrandschilderde ramen heiligen, vredesapostelen, Christus Koning. Van het weeshuis is een ruïne overgebleven, het is opengelegd voor onbevoegde blikken, een betegelde doucheruimte, flarden behangselpapier in de spreekkamer en pluche stoelen. Uit het keldergat kruipen jongetjes het daglicht in, kleine meelsjouwertjes bedekt met gruis. Een hele serie jongetjes als muizen uit een hol, ernstig, bleek, natte tranenvegen of bloedvlekken over hun gezicht, vitrage als noodverband om een gat in het hoofd, nog weke fontanellen.
De bommenwerpers, de krijgslieden in de bommenwerpers, hebben 't blijkbaar op de binnenstad gemunt, waar de huizen op hun oude dag steun zoeken aan elkaar, genoeglijk vooroverhellen om onder de smalle streep blauw een praatje te maken. Op kamerdeuren dragen onaanzienlijke burgers geschonden lichamen uit de hel van vuur en rook, de steegjes uit. Achter op een fiets zit een oude man met stijve, rechte benen, hij lacht zo dwaas als een circusclown die zich uit het attractiekanon heeft laten wegschieten.
Natuurlijk, hier moet geholpen worden. Met zijn schooltas onder de arm loopt Albert Pope een huis binnen dat de deur wijd voor hem heeft opengezet. Een man scheurt een laken aan repen voor het stukgeslagen gezicht van zijn vrouw die kreunend op het vloerkleed ligt. - Bent u dokter? - Hij is alleen een hulpeloze helper. - Er ligt een kind aan de rand van het park, een bewegingloos meisje, er is haast niets aan te zien: het streepje bloed bij haar hoofd kon evengoed een draad zijn van een haarstrik.
In de eenzaamheid van het stationsplein ligt een tram uit de rails, uit het rechte spoor. Eén halte verder en hij was ook slachtoffer geweest. Slachtoffer,
| |
| |
denkt hij, slacht-offer. Hotels aan weerszijden van de boulevard vlammen grandioos. Een dood paard heeft zich te luisteren gelegd met een oor op de grond, met wijdopen ogen kijkt het over de keien. Er zwalken rare verwrongen fietsen over het plein.
Attensie s.v.p.: Waar zijn de wielrijders?
Waar zijn de eigenaars?
Door het brandende stationsgebouw heen ziet hij een opengescheurde trein staan, perron 2, bestemming Maastricht. Het station is afgezet. Definitief eindpunt van langere of kortere wereldreis; voor anderen is de reis wegens onvoorziene omstandigheden - het verlies b.v. van een arm, een oog - voorlopig uitgesteld; nasporingen in het bagagedepot bleven vruchteloos.
- Ik zal naar huis gaan, denkt hij, mijn moeder huilt omdat ik zó aan mijn einde moest komen. -
Dwars door het centrum zoekt hij zich een weg. Warenhuizen zijn totaal opgeruimd. De ene Kerk na de andere ligt vermorzeld, er heeft een beeldenstorm gewoed. De binnenstad is nu geheel afgezet, politie en brandweer staan op vol-actief. Laag aan de huizen hebben voetzoekers littekens geslagen. De buitenwijken spoeden zich naar het gewonde hart, er is vandaag iets te beleven.
- Laat me los, denkt hij, als de huisdeur openvalt, - ik heb geen zin geknuffeld te worden, ik ben niet uit de doden opgestaan. -
Zijn moeder maakt thee en een snee brood, een extra-rantsoen tegen de schrik. Zij probeert langs slinkse wegen zijn lichaam op te warmen, zijn topzwaar hoofd in evenwicht te brengen, maar de pupillen blijven wijd gericht op de binnenstad, kunnen zich niet vernauwen tot een vriendelijke blik op de hortensia's voor het raam. In het theekopje drijft een meisje met gesloten ogen en een rode haarstrik.
De avond komt, de duisternis verdoezelt de dingen, er is geen sprake meer van zon en bomen en vogels. In de voortuintjes liggen sneeuwklokjes verpletterd ter aarde. Hij richt de stengels op, maar slap, levenloos vallen ze uit zijn vingers. De duisternis is niet in staat de rode gloed te dempen die hangt boven Sodoma en Gomorrha. Sodoma en Gomorrha, er waren geen tien rechtvaardigen.
Binnen heeft zijn moeder de radio aangezet. Nieuwsberichten, een S.O.S.-bericht, een politiebericht: de commissaris van politie verzoekt...
Wat verzoekt de commissaris van politie?
| |
Wat verzoekt de commissaris van politie?
De commissaris van politie verzoekt bekend te worden gemaakt met de verblijfplaats van een Jong Meisje, oud 22 jaar, dat het laatst is gezien op het
| |
| |
stationsplein, wachtend op haar verloofde die met de trein van 14.08 alhier zou arriveren. Signalement: een netvlies met sterretjes verwachting. Zij is gekleed in een blauwe voorjaarsjurk en korte rode jas. Tussen haar lippen bungelt een klaproos. Bijzondere kenmerken: onuitwisbare initialen als littekens op haar hart. Hoewel zij de ouderlijke woning niet in neerslachtige stemming heeft verlaten, wordt een ongeluk gevreesd.
De commissaris van politie verzoekt bekend te worden gemaakt met de verblijfplaats van Opa, die vandaag 65 jaar werd. De commissaris wenst Opa langs deze weg van harte geluk en een lang en voorspoedig leven. Hij is deze middag om 13.45 naar het station gefietst om kinderen en kleinkinderen af te halen. Fluitend verliet hij de echtelijke woning, die een kelder vol taartjes en limonade bevat. In zijn jas- en broekzakken zal men aantreffen twee stukken chocola en een niet geverifieerd aantal roomtoffees voor onderweg. Zijn portefeuille bevat o.a. enkele kinderfoto's en een rekening van de bakker.
De commissaris van politie doet een beroep op het publiek, hem behulpzaam te zijn bij de opsporing van een Gymnasiast, oud 16 jaar. Signalement: donkere caesarkop, begin van zachte baard, bijzonder krachtige hartslag en verhoogde bloeddruk die overigens geen zorgen baart. Niet te houden op een voorjaarsdag. Aan zijn fiets vindt men exotische vaantjes, waaronder één van Lourdes. Hij is vanochtend naar school gegaan, maar heeft die om onbegrijpelijke redenen verzuimd: er wachtte geen proefwerk, zijn verhouding tot de docenten was sympathiek. Men vreest voor zijn leven.
Attentie s.v.p. Wie kan de commissaris van politie inlichtingen verstrekken omtrent de Weduwnaar die hedenmiddag in zwaarmoedige stemming perceel 24 van de Hertogstraat heeft verlaten? Daar zijn echtgenote gisteren overleed, liep hij met de dood in zijn schoenen. Hij heeft een bleke gelaatskleur, tranende ogen en een rouwband om zijn overjas. Een ongeluk wordt gevreesd. Wij condoleren hem met oprechte gevoelens van medeleven.
De commissaris van politie verzoekt inlichtingen betreffende twee Bruine Paters, blootsvoets op sandalen. Zij wilden scheep gaan in Hoek van Holland, maar worden sinds hedenmiddag vermist. Men zegt dat zij de eeuwige wateren bezeilen. Met uitgespreide armen slaan hun lichamen een kruisteken op straat. Ik verzoek dringend op de hoogte te worden gebracht van hun verblijfplaats: er wordt met spanning op hen gewacht, papoea's hebben een feestcomité opgericht om hen te onthalen.
| |
| |
Het Rode Kruis verzoekt medewerking bij het opsporen van een Schoolkind, 8 jaar oud, leerling van de tweede klas, vrouwelijk geslacht. Het meisje draagt haar handschoenen - waarschijnlijk los bungelend - aan een touwtje door de mouwen. Haar ogen zijn helder als een bergmeer, langs haar linkeroor hangt een vlecht. In haar schooltas bevinden zich:
1. | een Kleine Katechismus met een prentje van Jezus in de tempel op blz. 18, les 9. |
2. | een plastic zakje inhoudende drie boterhammen, respectievelijk belegd met a. pitjeskaas, b. chocoladevlokken in een laagje van 3 mm., c. aardbeienjam met hele aardbeien. |
3. | een leesboekje Vrolijk Volkje, deel 2. |
4. | een rekenboekje Werken en Denken, deel 1 a, met inktvlekken op de omslag en zweetdruppels op elke bladzijde. |
5. | een springtouw. Signalement: rood koord, iets pluizend aan de gele handvaten; afgestemd op: Ah mooi zille van je holozjee, een pompa en een kompanjee. |
6. | een strafblaadje rekensommetjes met handtekening van de vader. |
7. | een glimmend gepoetste kiezelsteen, wit met blauwe nerven. De bedoeling hiervan is duister. |
Attentie: attentie: voor een ongeluk wordt gevreesd. Sluipmoordenaars en kinderverleiders zijn heden ten dage niet van de lucht. Mogen de ongeruste ouders hun dochtertje weer spoedig in hun armen sluiten.
Sinds deze middag is vermist de Bloemenventer van het stationsplein. Hij is in het bezit van tuiltjes mimosa, bossen tulpen, narcissen [trompet- en gewone], anemonen uit een sprookjesbos weggelopen. Wie kent niet de bloemenventer van het stationsplein? Zijn afwezigheid wordt nu reeds als een gemis gevoeld door allen die het willen zeggen met bloemen. Wie hem niet ziet, probere hem te ruiken. Men volge de geur van toutes fleurs.
Inlichtingen worden verzocht omtrent een bruine Spaniel, luisterend naar de naam Fidelio. Signalement: lachwekkende kwispelstaart, natte zoenneus, een lange liktong, ogen om in te geloven. Hij kan opzitten en een warme handdruk geven. Hij is het woonhuis ontsnapt toen de melkboer kwam en sindsdien niet meer teruggekeerd. De eigenares, een ongehuwd apothekeres, oud 43 jaar, betreurt zijn verlies ten zeerste. Voor de eerlijke vinder wordt een hoge beloning in het vooruitzicht gesteld.
- Kom toch binnen, zegt de vrouw die tot voor kort zijn moeder was. - Je zult kou vatten. - Hij schudt het hoofd. De noodseinen gaan door.
| |
| |
De commissaris van politie verzoekt opsporing en aanhouding van een zekere Rover. Rover gespeld met de beginletters van Richard, Otto, Victor, Eduard, Richard. Handelaar in oud roest hier ter stede. Hij wordt verdacht van plundering en diefstal in de juwelierszaak Houtstraat 36. Nadat beton de borstkas van de eigenaar had verpletterd, vergreep de rover zich aan de sieraden tussen het puin. Men zal op hem aantreffen: saffier, smaragd, robijn, jaspis, platina, diamant, onyx, topaas, en koralijn. Signalement: ongeschoren, sjofel gekleed, rafelige broekspijpen, gelapt colbert. In plaats van een boord draagt hij een paarlen collier. Ik herhaal: men zal op hem aantreffen: saffier, smaragd, robijn...
De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten geeft tot haar leedwezen te kennen, dat de Beukeboom op het stationsplein spoorloos verdwenen is. Hij is het laatst gezien in gezelschap van een stortvloed wilde mussen. Een lap van zijn huid is op een afstand van 50 meter teruggevonden. Als tragische bijzonderheid zij vermeld dat hij juist vandaag nieuwe bladeren had gekregen, elk afzonderlijk verpakt. Men zal zijn schaduw node missen. Ook de honden betreuren zijn verlies, het was een geduldige boom.
De commissaris van politie brengt ter kennis van het publiek dat op het Bureau Gevonden Voorwerpen aangifte is gedaan van de vondst van een Hoofd. Signalement: mannelijk geslacht, donkerbruine ogen, melancholieke expressie. De wenkbrauwen zijn iets verschroeid, vermoedelijk als gevolg van te nauw contact met explosieve stoffen. De haardos is intact gebleven dank zij het gebruik van brillantine. Naar een bijpassende romp wordt ijverig gezocht: leeftijd ± 30 jaar, doorsnee van de hals 38 cm., rood op snee, iets beschadigd. Wie op genoemd hoofd aanspraak meent te kunnen maken, melde zich aan het Bureau Gevonden Voorwerpen, loket 3, geopend van 10 tot 4. Herhaling: doorsnee hals 38 cm., rood op snee, iets beschadigd.
De commissaris van politie doet een beroep op de burgerij dezer stad, uit te zien naar een Kinderbeentje, vrij mals vlees, niet ouder dan 6 maanden. Het gaat - of ligt - gekleed in een blauwe gebreide broekspijp, afgesneden even boven de knie. Voorts draagt het een wit wollen sokje en dito schoentje met vilten zooltje, vastgestrikt met blauwe veter, zegt de ontroostbare moeder. Het beentje kan nog niet staan, de knie ziet rood van het kruipen, het is een zeer levendig beentje. Met verstikte stem verzoek ik u uit te kijken of het u tegenkomt!
Hier volgt een S.O.S.-bericht, bestemd voor de heren A, B, C, D, enz. enz.
| |
| |
Allen werkend ergens in Duitsland. Zij worden verzocht zich zo spoedig mogelijk naar hun woonplaats alhier te begeven, daar hun gezinnen plotseling zijn overleden. Ik herhaalde: hun gezinnen zijn plotseling overleden.
En dan passende melodieën, denkt hij, een smaakvolle muzikale omlijsting vol piëteit, Letzter Frühling, en Herzwunden. En dan leest de omroeper het
| |
Extra-bericht.
Uit de St. Annakerk wordt sinds vanmiddag vermist het lichaam van de Heer Jezus Christus, die naar men weet dagelijks op elk gewenst uur audiëntie verleent. Op het moment van de bominslag stond hij voor zijn geopende kleine tent een klas van 41 kinderen o.l.v. twee eerwaarde zusters te woord. Attributen waarmee men hem placht te omringen worden eveneens vermist, o.a. een fraai geborduurde altaardwaal De Vrede Zij Met U. Getuigenverklaringen ontbreken, daar het middenschip verging met man en muis. Ter oriëntering volgen hier enkele biografische gegevens.: De Heer Jezus Christus werd geboren te Bethlehem, in de tegenwoordige staat Israël, als zoon van een dorpstimmerman. Omtrent zijn jeugd is weinig bekend. Als jongeman van 30 wierp hij zich op als de zoon van God en verbaasde zijn tijdgenoten door opzienbarende verrichtingen die men niet geaarzeld heeft, wonderen te noemen. Zo wekte hij een vriend, wiens lichaam reeds tot ontbinding was overgegaan, weer ten leven op. Gehaat door de theologen werd hij ten slotte in het jaar 33 [na Christus] uitgeleverd aan de bezettende macht en aan een rechtopstaand kruis gespijkerd. Zijn handen en voeten werden doorboord en al zijn beenderen geteld, en een soldaat bracht hem met een lans de doodssteek toe. Niettemin schijnt hij drie dagen na zijn overlijden uit zijn graf te zijn opgestaan, een punt waarover de eeuwen nog steeds discussiëren. De invloed van de Heer Jezus Christus op het wereldbeeld is niet te onderschatten: zijn leer waarvan de praktische uitoefening zich aanvankelijk kenmerkte door onbaatzuchtige naastenliefde, [men spreekt dan ook van de christelijke naastenliefde] heeft zich over de gehele wereld, en speciaal over Europa, verbreid. In verband met het gebeurde in de St. Annakerk zij als bijzonderheid vermeld, dat Jezus Christus een zwak had voor kinderen. Bij een groot deel van onze bevolking was hij zeer geliefd, anderen liet hij onverschillig. Vast staat, dat hij
een beminnelijk man was, die echter niet aarzelde de zweep te hanteren tegen onrecht. Of hij op het einde der tijden zal wederkeren om levenden en doden te oordelen, zoals hij voorspeld heeft, dient men af te wachten. In christelijke kringen maakt men zich over de vernietiging van het lichaam van de Heer Jezus Christus ernstig bezorgd.
| |
| |
Wij zullen thans één minuut stilte in acht nemen. Eén minuut stilte.
De stilte na de storm hangt over de stad.
Alsof er niets gebeurd was komt een grote, gele maan achter de bosrand te voorschijn.
Ga naar binnen, Albert Pope, moet je kou vatten? Morgen mag je weer sprookjes vertellen!
Hela, jongeman! Zou je niet naar binnen gaan?
Jongen met konijn, lino van Geertrui Charpentier.
|
|