het verleden met makelaardij gepaard te zijn gegaan. Persoonlijk denk ik wel eens aan de Heilige Blasius. Hoewel deze oorspronkelijk is werkzaam geweest als schuts tegen keelziekten, en men de suggestie moet vermijden als zou ons toekomstig R.K. Makelaarsgenootschap de mensen aan de strot willen nijpen, handhaaf ik toch gaarne zijn candidatuur. Op zijn beeld komt een hond voor die een zweer likt. Ik vind dat zo'n fijn beeld voor de makelaar. Maar, zoals gezegd, eerder geroepenen dan ik bestuderen de zaak nog. Laten wij maar alvast een advertentie plaatsen. En bij de garage kunnen we al eens een foldertje vragen.
SMIT - Ton Lutz, zeker de beste Nederlandse toneelleider van het moment, heeft het jaarlijks spelen van de ‘Grysbreght’ in Amsterdam een ‘slechte gewoonte’ genoemd. Wel Vondel, maar hoogstens eens in de vijf jaar de ‘Gysbreght’, want Vondel kan mooi zijn, maar de ‘Gysbreght’ is vrijwel zijn slechtste stuk. Accoord, maar toch niet met de conclusie. Welk stuk moet de ‘Gysbreght’ vervangen? ‘Lucifer’, ‘Adam in ballingschap’, ‘Joseph in Dothan’? Het zou doodeenvoudig niet lukken, ook al niet vanwege de bruiloft van Kloris en Roosje, de ministers die er met al hun onderscheidingen bijlopen als kerstbomen, het hele dure élite-gedoe dat deze kletsende vtchterij ondergaat met een vreemd soort, trots geduld. Nee, beste Ton, het is werkelijk niet alleen een ‘slechte gewoonte’, het is echt wel een traditie, een typisch-Amsterdamse traditie. Ik geloof, dat je het zo moet laten.
HARRIET LAUREY - In Amsterdam stappen wij in de trein naar Maastricht. Waar wij binnenkomen zitten drie heren, stijf in hun stijve boorden, jassen en vesten, naast elkaar. Zij groeten ons terug, onduidelijk, en hernemen dan hun massief zwijgen. Een beetje drukkend toch wel, maar ik durf al niet meer weg te lopen. En misschien gaan ze er in Utrecht uit. Nee, ze blijven. Wij beuren elkaar mompelend op, dat ze zeker niet verder dan Den Bosch of Eindhoven mee zullen hoeven en dat er dáár natuurlijk wel wat gezelliger gezelschap zal instappen; iets van zuidelijker klimaat, waarbij gewoon hardop gepraat en losweg bewogen kan worden. In Den Bosch blijven ze zitten, de drie. En in Eindhoven ook. Maar als we dáár vertrekken, verschuift er éne op zijn plaats, kijkt naar zijn linker en dan naar zijn rechter buurman en vraagt met nauwelijks ingehouden vreugde: ‘Geitsjte auch nao Mestrich?’ De twee anderen blijken inderdaad uit hetzelfde bronsgroen eikenhout gesneden en bekennen volmondig kleur. Tot aan Maastricht toe hebben wij een gezelliger, jovialer en hartverwarmender gezelschap genoten dan ik in een Nederlandse Spoorwegcoupé ooit voor mogelijk had gehouden.
TEGENBOSCH - De preek handelde over de sacramenten. ‘De kanalen waar de genade doorstroomt’, aldus des pastors vreemde beeldspraak. En het ging over voorwaarden van ontvangen. En over onwaardig ontvangen. En ongeldig ontvangen. En dan nog geldig maar onwaardig bedienen. En ten eerste dus dit. Ten tweede dat. Ten derde weer iets.
- Weet jij waar hij over gepreekt heeft? vroeg ik na afloop.
- Ja, zei ze, over een spelletje met hele moeilijke spelregels, maar ik ben vergeten welk spelletje het was.
HARRIET LAUREY - Over het automatisme in ons geloof. We raken het voorlopig nog niet kwijt, zegt Pater B. T vertelt dat hij tot zijn 12e jaar elke biecht begon met: ‘... mijn laatste biecht is geweest: ik ben nog nooit te biechten geweest’, precies zoals hem geleerd was op de voorbereiding tot zijn eerste biecht. Tot de pastoor het verstond: ‘Maar menneke, zijde gij nog nooit te biechten gewist?’ - ‘O, al zo dikwijls, meneer Pastoor’. ‘En waarom zegde dan: [volgt de formule]’. - En de twaalfjarige: ‘Maar da moét toch?’ En Pater B. kreeg een oud vrouwtje bij zich in de biechtstoel, dat deemoedig bekent: ‘en ik ben ook ongehoorzaam geweest aan vader en moeder’.
Laten we maar lachen om die uitersten, en even niet denken aan wat ertussen ligt...