Paul Haimon
De dode freule en het levende meisje
In het najaar vallen de bladeren als neuriënde droeve violen op het kasteelpad. De dichter Eric komt de jongste freule, die te goed is voor de gewone dorpsschool, les geven en wordt aangedaan door het herfstwonder. Hij is echt een dichter, denkt de oude dode freule, die zich op haar voetstuk midden in de rotonde voelt als opgesloten in de oubliekte.
De dichter Eric raapt, in haar nabijheid gekomen, een bos bladeren op, snuift en werpt ze om zijn hoofd. Zou hij mij niet zien, denkt de oude dode freule. Ik zit hier al van 1788. Ik sta in heel wat boeken met historische monument, een dichter moet dat ook weten. Het beste beschreven heeft mij trouwens zijn voorganger Hugo. De anderen hielden mij voor iets uit een bepaalde stijlperiode, in die stijlperiode voor een genre, in dat genre voor een typische verschijningsvorm, dat te kunnen opmerken had aan een hunner zelfs de graad van doctor verschaft. Wat moest de dichter dan wel niet zijn, meende de freule. Hij alleen immers had eraan gedacht dat onder de plooien van haar kleed nog wel eens iets anders kon zitten. Wat? Had hij dat nu maar eens onderzocht en met evenzoveel woorden gezegd. Dan was zij evenals de andere leden van haar geslacht zeker ook waardig bevonden om haar fraaie hals onder het beroemde noodlottig wapen der lagere standen te leggen. Men had onder mijn keurslijfje kunnen zien dat er een warm adellijk hart klopte, dacht de freule, en men zou hebben uitgeroepen dat het een verre van gemakkelijke plicht was welke men aan haar had te vervullen.
Zou de freule echt schreien, denkt het zeventienjarige dochtertje van de koetsier [die alleen aangenomen werd met een autorij-diploma en in het bezit van een werkzame echtgenote] en nadert de freule op voorzichtige trippelvoetjes, vers afgekeken van Geneviève, de vroegere keukenprinses die [omdat zij de juiste maten had, geen maagd meer was en, voor haar stand, te veel van nieuwe kleren hield] mannaquin was geworden. Freules zijn heel bijzondere mensen, denkt ze. Ze hebben zonder moeite altijd de juiste taille, haar benen tot aan de kuit zijn veel meer waard dan onze benen helemaal tot boven toe, ze weten zich te gedragen of ze nooit een moord kunnen doen, maar iedereen weet, dat ze in het kasteel moeten blijven omdat ze anders net doen als wij.
O Miena, waarom zijn freules precies zo als zij zijn moeten en ben ik altijd iets dat verlangt gekitteld te worden?