geen geluid uit komt, waar zouden ze die vandaan halen? Soms heb ik die zonnebril op en dan ineens weer niet....
Toen Leo klein was reed hij paardje op mijn knie. Moriaantje zo zwart als roet. Ging eens wand'len zonder hoed. Ik heb iets wits aan en ik zit op mijn vaders knie. Leo zegt: ‘Nog twee jaar, dan ben ik stemplichtig’.
De scherpe geur van braaksel op mijn kleren dringt in mijn neusgaten. Waarom lig ik hier in die gang en hoe kom ik zo smerig. Ik wil weg; straks ga ik weg. En wanneer heeft Leo dat gezegd, en tegen wie dan? Het kan nu niet zijn geweest want ik ben alleen. Op een keer, als ik niet meer zo moe ben, ga ik weer eens naar mijn vriend Hannes. Weliswaar is hij een beetje gek maar toch. Hij kan nog uit de weg, hij is bij de tijd.... hij drijft nog steeds een sigarenhandeltje. Zondags heeft hij zijn trouwpak aan als hij naar de kerk gaat. Ha, die Hannes! ‘Ik moet hem toch eens vragen, wat heeft Leo tegen me gezegd?’
Ik ben zo moe; ik moet toch eens aan Hannes vragen of hij dat ook wel eens heeft. Dat hij midden op de dag in slaap valt op de grond. Slaap ik dan? Nee, ik ben wakker. Ik moet ook nog overgegeven hebben, niemand dan ikzelf kan dal zijn geweest. Ik ben toch alleen? Geen geluid, geen stemmen van mensen die er werkelijk zijn.
Ik ben niet gewoon geloof ik en daar heb ik hinder van. Ik zou weg willen van deze plek waar alles zo'n onaangename reuk heeft. Misschien dat ik straks, als ik nog even.... maar God, ik ben zo moe. Nog even.... even....
Ik had iets wits aan, ik heette Marius. Maar dan heet ik Vader en geen Marius meer. Geen Marius meer....
Ik val in de sloot met een blauw matrozenpak aan. Moeder ik kon er niets aan doen. Clara, ik kon er niets aan doen. Leo ik kon het niet helpen; het ging vanzelf. Ik wou de yoghurt pakken maar de slootkant was zo glad.
Ik heb een stuiver en ik ben op de kermis. Wees er nu zuinig mee Marius. Eén keer in de draaimolen, anders word je misselijk.
Ja, ik ben misselijk, aldoor. Maar ik kan mijn huis niet meer vinden; ik zit steeds in de draaimolen en ik kan er niet meer uit. Baas, niet zo hard astublieft. Ik kan niets meer zien. Ik weet niet waar ik ben. Het is donker en ik heb over mijn kleren gebraakt.
Ik ben helemaal alleen in de draaimolen. Er is geen baas meer bij, de draaimolen gaat vanzelf. Moeder, ik moet toch naar bed? Het is al donker.
Aleid staat bij de draaimolen, zij is mijn vrouw. Leo is er ook met een ballon aan een touwtje. Ik wil er uit. Laat hem toch stilhouden. Er is niemand in behalve ik.
Daar is Aleid weer. Een koperen blikje.... een rood vegertje. Vader, je hebt je voeten weer niet geveegd. Jawel Aleid, geloof me. Ik veegde mijn voeten op blokken van zeil.