Roeping. Jaargang 34(1958)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Maarten Beks Gedichten i jij zegt je hoort ze ratelen de komende uren-U vanaf de huizen van de komende overburen je zegt je hoort ze spelen met pseudospeelgoedstenguns op de bovenste verdiepingen van onze goede uren ja sommige stenguns kunnen tijdruimte bestrijken van daar en dan tot onze veilige voordeuren met de heilige eiken ervoor in de heilige woonwijken waar de postulaten ontbreken voor kunnen gebeuren ik antwoord misschien zijn er ook stukken genade die als bloemenslingers in het water verkeerd terecht komen in de tegenzin van een stel overjarige vredesprofeten met zwaarden van doodsangst en noodweer in de scheden van nooitmeeroorlogwoorden want de verlosser wordt geboren hij leeft hij loopt met ons op hij lacht soms want sterven doet hij onopgemerkt al splijt de tijd misschien als het trottoir van nagasaki maar dat wisten wij niet wij wisten niet eens van het bestaan van het dood moeten gaan van verlossers op de godsdienstigst bekend staande van alle hemellichamen zijn tijd vak samen met tijden van schaamte over de dood van enige enig ware kerken op het slagveld van oecumenische bewegingen peripathetische discussies tussen een Paulus en adventistische heidenen op de markt in Athene met de triomfen van franco's en filipsen II op de gewoonheid van de onbekende God en de moeilijke schoonheid van zijn dood op golgotha jij zegt wat liet hij na dan een esthetika kruisliturgie en paars en jaarlijkse matthäuspassionen en objektieve kennis in en gros inquisiteurs [pagina 107] [p. 107] jouw waarheid wandelt netjes door de vrede luxe-opstandigheid tegen de vredesmoeheidweelde hij wordt beleden door de administrateurs de grootadministrateurs in de heilige woonwijken zonder angst en angstig voor een glimlach voor hem die waarheidsgetrouw terugkomt die ongewapend de stad nadert [pagina 108] [p. 108] ii bedachten zij het niet bij nacht als de dingen sterren gaan heten zegt men van ons dat wij slapen maar wie der sterren vertelt ons hoe sterren verschijningen be- noemen die in hun schaduwen opdoemen be- dachten zij van- nacht toen wij-niets meer wegende-elkaar in- en uitademden niet dat wij regenden [pagina 109] [p. 109] iii alle lieve woorden draven over losse planken van hersens naar hart vice versa soms ook valt er een waarheen blijven ze als een zware ziekte hangen tussen toevallige knooppunten van zomaar ontstaande dingen of als U-boten drijven tussen bodem en waterlijn alleen bestaande als beeld van onbereikbaar zijn verdrinkt er wel eens een in de ellende van zijn bloedeigen verlengde of doen ze buiten de opperhuid van het geluid niets dan regenen tegen de ruiten [pagina 110] [p. 110] iv ik trad dan binnen en dacht bijna onmiddellijk: dit is de platte verschijnings- vorm van iets absoluut vertikaals dit is het laboratorium der liefde de koelcel der platonische ideeën hier vind ik een home voor mijn kernmetafysika omtrent wat dan ook maar ik dacht ook: wat zou nu hierboven zijn m.m. hierachter maar las ergens verboden beeldspraak te bezigen en iemand zei: dit hier is allemaal achter de steen waar u op staat is de volgende steen de zichtbare gezichtseinder ligt uitgerekend een horizon verder uw eerste gedachte is misschien wel op een na de laatste en wat achter u ligt ligt daarachter spreek zachter spreek zachter spreek vooral alsmaar een denkbare eenheid zachter want u ligt een woordronde achter tot u denkt: ik ben zwijgende waarschijnlijk en dan moet u diep en hard luisteren want dan zijn uw woorden een meter het zwijgen voorbij stiller dan denkbeeldige trillingsgetallen doorzichtiger dan nirwana dat is bijna God mens moeten zien worden het gedicht de dichter zien worden dat is de wiskunde van eergisteren tegemoet zien met de souvereiniteit der proefondervindelijke poëzieën van morgennacht dit wereldtergende spelen der woorden dit zich tot dichters verdichten der woorden deze steen van een woord van voor genesis I ligt achter de steen voor u [pagina 111] [p. 111] v boven en onder mijn middernachtsevening zijn ver reikende handen vragende vergezichten en woord voor woord vormende vrouwelippen bij helder zicht zichtbaar boven in moderne stations hangen displaced kerkklokken bewegend maar zwijgzaam klaar voor een reeds gevaarlijk geweest zijnd feest sommige betonblokken lijken bij avond soms zomaar bewoonbaar sommige boeken laten zich uitlezen doen denken aan in sommige andere kinderboeken vervatte andere zonnestelsels 's nachts trillen mijn handen dan van overspannen een langswaaiende hand de hand willen reiken nog na Vorige Volgende