Roeping. Jaargang 34(1958)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] Frans Babylon Gedichten Zacheus en Christus Voor Ds. Hans de Pater Ik durfde Hem niet oog in oog t' ontmoeten, daar ik een zondaar, Hij de Redder was, die velen van hun kwaad of kwaal genas en hoeren in bescherming nam voor boeten. Ik meed de kwasi-vromen, die in stoeten de intocht vierden van de Messias, maar - boven in een vijgeboom in 't gras - ontwaakte ik toen ik Hem mij zag groeten. ‘Mijn halve kapitaal schenk ik de armen’ zei ik - in huis - van blijdschap en berouw toen Hij mijn brood en wijn aanvaarden wou. Ik, zondaar, kreeg van Hem zoveel erbarmen, dat plots mijn leven gans opnieuw begon en ik Hem in de ogen kijken kon. [pagina 105] [p. 105] Provisorisch in memoriam mijzelf Ben ik opeens gestorven, vrij uit mijn ijdel Ik, dan raakt mijn lijf bedorven, mijn geest wordt leeuwerik. Nooit meer ben ik te wekken, zelfs niet door 't ach en wee van hen die mij ontdekken na 't laatste demasqué. Mijn lijf, vaak vreugdedronken, wordt zand en madenspijs. Mijn geest raakt nooit verzonken, maar stijgt naar 't paradijs. De liedjes van verlangen, die 'k hier niet zingen kon - door zwaartekracht bevangen - verklinken in de zon. Maar niemand zal ze horen behalve dan mijn vrouw. Die kent in 't vluchtig koren haar leeuwerik van trouw. Vorige Volgende