Roeping. Jaargang 34(1958)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] [Nummer 2] Joop van Breemen Gedichten Trouwportret voor Elsje Ergens in een knoestig woud, op 'n fluweelzwarte maanavond, ben ik zomaar in dit trouwportret gestapt: ik was toen een piepjonge bosgod met prille hoorntjes die als schuchtre lenteboden waren ontloken. Mijn lief naast mij draagt nog altijd haar bloemenkroontje dat iedre vollemaannacht opnieuw weer gaat bloeien, zij is de dierbare nymph waarmee ik héél vroeger in weiden en wouden heb gespeeld en gestoeid. Ik ben nu haar bloedrode faun geworden, gezegend met het alvaderlijk trompetvel waarmee ik haar zachte maanhuid in een gondel van extase omtover. Haar ogen geven mij het zoet geheim te kennen van deze innigste strelingen van het bloed, haar stem gelijkt de hemelse snaarmuziek die ik in prille kinderdromen heb gehoord. Wat moet ik dan gelukkig zijn, denk ik steeds weer, als ik mijzelf vanuit mijn omlijsting aanzie. [pagina 66] [p. 66] Metamorphose Hamer en klokkenspel bonsden in mijn hart, toen ik voor het eerst in de armen van de liefste lag die mij aan de zoom van haar bekoorlijkheden ontvangen had. Haar lichaam bleek een open boek, sprekend van het raadsel van mijn bestaan, dat ik nimmer voordien benaderd had; haar gelaat was de spiegel van liefde waarin ik tot hernieuwd aanschijn kwam, het kleine carillon van haar stem strooide klankbouquetten ven vreugde op het pad dat wij zorgeloos insloegen. Nu onze zielen een prille eeuw ouder geworden zijn, heb ik het paradijs weergevonden in twee paar kinderogen: ‘koekkoek’ zegt de rede - en gaat de schoolweg terug. Des te angstvalliger doe ik iedre dag het tuinhek achter mij dicht, want het wraakroepend proces van liefdeloosheid dat deze wereld tegen eigen bloed on geslacht is aangegaan, tracht ook mij voor zijn tribuun te dagen. Maar het signaal van de avonden staat altijd op veilig, want tafel en stoel vormen het compas, waar mijn geïsoleerde huiskamergeweten zich op verlaat. [pagina 67] [p. 67] Herfst in mineur Omringd door een ontluisterd heden nog eenmaal door de bijna lege lanen van de herfst te gaan, een oud gebed van zonlicht op de lippen, het hart vol weemoed om vergane schoonheid: nog dromen de brede flanken der beuken hun kathedraal van bronzen najaarsvrede, maar regen en wind zweren te hartstochtlijker samen tot een lied van uiterste verlatenheid. O heimwee naar een tijdeloos Eden, de wegen van verstand en hart voorbij! Ik rijg de bleke kralen van vertroosting aan het eindeloze snoer der schemeravonden, want dit is de poort van stilte en dood waarachter naaktheid van witte winterdagen wacht. Reeds komen onafwendbaar de vale vleermuisvlerken van het duister aangewiekt, een bloedrode avondhemel zinkt weedom in de bodemloze leegte van mijn ziel. [pagina 68] [p. 68] Het verlaten nest Over de dingen valt altijd stilte, valt altijd stof. En wie zou dan graag de kale tak willen zijn, waarop nachtegaal Jacques Bloem zijn lied zingt? Een naakte witte winterstilte is het lot der ouderdom: al wat leeft wordt bijgezet tot een stilleven van herinnering. Ik vond die avond de waakvlam van het ouderhuis als een late nachtkaars uitgegaan, alle sporen van mijn onmiddellijk verleden waren als door een oerwoud uitgewist, lege stoelen zagen mij verwilderd aan. Geen toevlucht meer voor het manco van vroeger, besefte ik, waar 't hart toch eens zijn schamel onderdak verliezen moest. de tijd ontmaskert alle oude langgekoesterde dromen voor wie ze op de pijnbank der liefde afgezworen heeft. [pagina 69] [p. 69] Retrospectief voor Gabriël Smit Onder de breedgerande sombrero van deze zomerdag speelt het lieve licht kiek-kiek met een handvol steelse herinneringen uit het broze vogelnest van mijn jeugd. Gedenkend dit dierbaar zonomlijste vroeger, vul ik lijdzaam met baten van brood de slokdarm van het hedendaagse. O voetstap heugnis in de prille dromen van eertijds: weer spelen kleine kinderhanden met een blikken schepje in de zandbak, weer ligt het ontzaggelijk diepzeeschip van een klare ochtend gemeerd in het hemelblauw; en als voorheen oogsten de zomerdagen hun glanzende garven zonneschijn. Waarom zou ik dan nog dure tijd verspillen aan huisbakken stoelenlevensverhalen? Ik verkies dit achterstallige weeskinderwoord dat gij met de blik van uw ogen onterft. Vorige Volgende