Roeping. Jaargang 33(1957-1958)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 653] [p. 653] Ben J.M. v.d. Kley Gedichten Ik hang ik hang in de touwen van uw armen; er vloeit langs onze monden vluchtig heliumgas der dwaze ballon: bruine mand in mijn handen. de zachte ballast uwer borsten is mij vreemd spierverbonden zand of meegevend traliewerk der gevangenis uwer lippen met de tandhorizon, het getij van uw speeksel. in verbonden cellen met klopsignalen op holle handen leven wij; met witte muren tussen ons tweezijdig beschilderd: moeder! ik houd van je liefste, god, nog vier maanden. ik kom bij u lieve met de sleutels van mijn benen de ruif van mijn mond u vergeefs [pagina 654] [p. 654] vrijheid vergeven in blinde kinderen; waggelend tastend langs muren zoet en fris beslagen met uw bruisend salpeter; in 'n stoeiende zon angstig grijpend naar uw borsten en iedere lichaamsgeur in 't venster drogen tegen 't landschap [pagina 655] [p. 655] Vraag aan jou Waar is de sneeuw van de eerste dag gebleven is zij onder mijn handen tot purper water bevroren of is 't mos van jouw gelaat er uit geboren? Waar is het licht van de eerste dag gebleven heb ik het met mijn handen tot witte beelden gekneed of heeft 't zich genesteld aan de voeten van jouw duizend bomen? Waar is de gems van de eerste dag gebleven hebben mijn handen hem langs je kontoer gelegd of springt hij als de regenbogen over vruchtbare bergen? Heb je de moeder van de eerste dag gezien ben ik het die je tot haar maakte of werd je werk'lijk uit mijn zij geboren? Heb je de aarde van de eerste dag gezien ben ik het die met voorzichtige vingers haar land en water scheidde of noemt de maan het water - water, land - het land? [pagina 656] [p. 656] Heb je de wind van de eerste dag gezien waren mijn woorden het die zaad bliezen tussen je haren of blijft iedere boom je naam bewaren? De achterkant der dingen is mij vreemd. Vorige Volgende