| |
| |
| |
Ben Wolken
Een blij spel van Sokrates en een vreemde heer
‘Evenwel - het is tijd dat wij gaan: ik om te sterven, gij om te leven. Wie echter van ons het beste gaat doen, dat is allen verborgen, behalve de God’
Sokrates in zijn verdedigingsrede
SOKRATES, mens |
ARISTOFANES, blijspeldichter |
MELETOS, treurspeldichter |
DE VREEMDE, met een brandende lampion |
Een straat, bv. in Athene.
Een zomeravond, bv. in 400 v. Chr.
Mijn stem is wel een beetje hees;
over de sterren wil ik roepen.
Het mag niet; iemand heeft mijn stem
opzettelijk zijn kracht ontnomen.
Ik zou wel eerst wat willen drinken.
Het kan niet; lucht en land zijn droog,
mijn keel is droog. Opzettelijk
is mijn vermogen teruggebracht
tot dauw op mijn voorhoofd en nacht
onder de sterren - en - een lampion.
Hoe is dit uit te houden, h -, h -
hij tracht te roepen
het kan niet. En het mag ook niet.
Wachten alleen mag. Wachten moet.
En in de angst dat hij voorbijloopt
schroeit mijn stem bijna dicht. Hh -, hh -
het is meer zuchten dan roepen. Sokrates komt aangestapt op de rand van de stoep.
Zie je me wel? Het gaat niet vlug meer.
Ja, ik ben zeventig en heb
de wijn van dag tot dag meer lief.
Ik dacht dat iemand riep. Was jij dat?
| |
| |
Ik weet 't niet. Zie je, mijn stem -
Je hebt ook wat gedronken denk ik.
Dat niet nee. Maar - je hoorde iets?
Ik dacht 't. Hoorde jij 't ook?
Wat je precies gehoord hebt is mij
geheim. Ik hoor mijn eigen stem niet.
Dat is niet ongewoon hier. Kom,
laten we onze keel gaan spoelen.
Een beker drinken? Nodig jij -
mij uit? Weet je niet wie ik ben?
Nee, nooit gezien. Een vreemdeling?
Betrekkelijk. Denk eens goed na.
Een feestvierder? Een lastig heer?
Betrekkelijk. Denk beter na.
Ik kan niet meer dan raden, beste.
Ben je de avond, of de nacht?
Betrekkelijk. Het is te vaag.
Je bent er blijkbaar op verzot
de zaak betrekkelijk te stellen.
Vind je je naam dan erg belangrijk?
Je hébt me ooit gezien, zowat
dertig jaar terug, op het schiereiland.
Jij, in de slag? Dat zegt me weinig,
hij kromp voor mij tot één gezicht.
Twee, Sokrates. Want ik had toen
de rechterhand beet van je vriend,
en jij de linker. Weet je niet meer
hoe we toen trokken? Ik verloor.
een pauze
Dat is onmogelijk. Je was
het toen niet of je bent het nu niet.
Toch wel, ik trok alleen niet hard.
Mijn liefde voor hem was te zwak,
ik ben geweken voor de jouwe.
Als je het bent, wat ik betwijfel,
kom je nu ook weer om te wijken?
Je bent toch Sokrates nietwaar?
Ik had gehoopt begrip te vinden,
en meer, iets dat ik al genoemd heb.
Waarom draag je geen sterker licht?
| |
| |
Je hoeft het niet ineens te weten,
het staat voor niemannd uitgestippeld.
Er zijn getuigen, twijfelaar,
het ben en dat ik hier voor jou ben.
Er zijn er meer dan je kunt denken.
Wil je de vriend van toen misschien?
Nee. Ik ben bang dat hij mijn hand
niet houden zou. - Getuigen - och,
denk je dat het veel helpen zal?
Is ooit een vraag voor mij beantwoord
door ja-geknik van anderen?
Hun antwoord maakt de aarde warmer
waaruit jouw antwoord groeien zal.
- Ik wil je niet ontmoedigen,
laat dan maar komen. Maar wel mensen
die staan voor wat ze zijn en zeggen,
kortaf, begrijp je, onverguld.
Want tranen deugen niet voor mij.
Ja ik ben Sokrates, te weten
een oud kind, praatziek, lelijk. Langs
mijn neus zijn tranen ridikuul.
Ik zal het niet te bitter maken.
Aristofanes verschijnt
Ziehier een kennis die met je
gegeten en gedronken heeft,
hij is vrolijk en spits van geest.
zoek je een blijspeldichter uit?
Het lijkt misschien niet fijngevoelig,
maar wat je ook op hem kunt zeggen,
hij heeft de gave van de taal
en dat is voor ons doel belangrijk.
- Neem me niet kwalijk blijspeldichter,
zie je mij goed? Je kent me toch?
Wel, je zorgt zelf voor de verlichting
meneer. Kennen doe ik je niet.
Daar heb je 't al. Hij kent je niet.
Wat zijn zijn woorden dan nog waard?
| |
| |
De tweede vraag blijft openstaan,
of ik hier namelijk voor jou ben.
Je bent verbijsterend onlogisch.
Dat lijkt wel zo. Maar wat dan nog,
we kunnen hier niet blijven staan.
Dat dunkt mij ook. Heren, mijn tijd is -
Sokrates? Zeker ken ik hem.
En goed genoeg om te getuigen?
Vraag hem maar eerst wat kennen ís.
Nee Sokrates, bederf het spel niet,
jij krijgt het woord nog. - Ken je hem?
Jawel. Ik ken hem goed genoeg
om te getuigen dat hij gek is.
Je oordeel geldt, neem hem dus ernstig.
Hij is zozeer blijspelfiguur
dat ik hem wát graag ernstig neem.
Hij heeft in onze maskerade
de rol van ontevreden kind.
Zijn bloed is licht, hij laat het spelen,
zijn zwaar hoofd zeult hij moeizaam mee.
een bruikbaar, ja pikant kontrast.
- Daarom gun ik je graag een rol,
en breng je vriend gerust mee zeg,
die lampion is onbetaalbaar,
je kiest de juiste requisieten.
Híj koos ze. Weet je wie hij is?
Een vriend, geen vriend, maakt dat veel uit?
Verder? Mijn stuk is bijna klaar,
ik kan wat nemen van de woorden
die hij vaak vlijtig heeft gezocht
bij avond, onderin zijn wijnkroes.
Je moest hem horen praten! Een keer,
herinner ik me, had hij 't over
- ik was er bij - hij had 't over -
Herinner je je dat wel goed?
Bederf het niet, mijn lieve -
Nu ja, ik weet 't ook niet zeker.
| |
| |
Geef maar wat nieuwe uitspraken,
dan zal ik die verwerken, in
het stuk wel te verstaan. Ha man,
je hebt me een idee gegeven.
Blijspelen, weet je, zijn soms moeilijk -
Spreek over Sokrates, meer niet.
Goed, goed; ik zal niets liever doen.
En om z'n trekken scherp te zien
ga ik een goede beker drinken.
Ergens moet zijn portret per slot op
de bodem van een beker liggen.
Hij gaat er aan hoor. Is hij niet
te lelijk en te kostelijk
om ongememoreerd voor altijd
van het toneel te gaan? Bedankt!
Hij loopt verheugd en gehaast weg
Bedankt -. Had hij 't over mij?
Waarschijnlijk wel. En dit is kennen?
Grauw zijn de gevels van mijn stad,
geen toeverlaat voor blinde hand
die naar een warmer woning zoekt
dan harten, lachend dichtgemetseld.
Hoe kom ik thuis, hoe word ik ziende.
- Ik haat hem, al is het met moeite.
Jij kunt niet onpartijdig zijn,
gun hem dat hij niet ernstig is.
Jou kent hij blijkbaar evenmin.
Dat komt nog wel. Ken jij me nu?
Ik tast, ik tast de wanden af.
Wil je een ander oordeel horen?
Misschien is iemand duidelijker
die ernstig is, iemand die heter
zijn hart laat spreken, bloedig ernstig?
Ja, breng me iemand die mij haat.
Een burger die niet met je eet
of drinkt, die heb ik voor je. Kijk.
Meletos verschijnt
Een treurspeldichter? Is dit opzet?
Kom, Meletos, ik heb je nodig.
Nee maar, dat zal wel. Ben je even
| |
| |
onhandelbaar als hier je vriend,
dan kun je beter loslaten.
Laat hem maar gaan. Ik voel niet voor -
Spreek Meletos. Geef hem geen kans
tot onderbreken, als je kunt.
Hoe vlugger je 't zegt, hoe beter.
- 't Zegt - wat wil je dat ik zeg?
Wat voeren jullie in je schild?
Nu ja, zie je, ik wilde zien -
Doe maar niet zo verlegen stakker,
dat schaadt je stijl. Je vriend daar, ho,
die kan er goed mee overweg.
Ja toe, ga door. Spreek over hem.
O, ben je nog niet ingelicht?
Als dat de zaak is, wel, dat zal
ik met genoegen even doen.
Ik moet weer vragen: kent hij mij?
Zo goed als iedereen in onze
sinds kort goddank weer vrije staat.
Je hebt hier ook het tragisch recht
om mij belachelijk te maken,
het eigenlijke doel natuurlijk
waarvoor je hier te wachten staat.
En als je nu verlangt te weten -
Maak er terstond een treurspel over,
dat kan ik ongelezen laten.
Och, val hem toch niet in de rede -
Is de nacht niet te wonderlijk -
luister eens hoe de krekel sjirpt -
Jaja. Bedoel je mij soms met
je vriendelijke vergelijking?
Je bent mijn beste treurspel waard.
Alles in twijfel trekken wat
het wezen van ons volk uitmaakt,
dat was je leven. Zo ging ik
en iedereen, er aan. Nu jij.
Er zullen geen bitterder namen
bestaan dan die voor Sokrates,
ik wil het, ja. Tegen de angst
dat verzen niet meer helpen zullen
| |
| |
moet ik een wapen hebben, - en
een slachtoffer, leven om leven,
naam tegen naam, glorie om glorie,
en heel Athene moet mij horen.
Spreek over Sokrates, meer niet.
Hij is zo vol gebreken dat ik
dankbaar mag zijn dat hij bestaat.
En zonder masker op zal hij
de kreten van het volk aanhoren,
de misdaad staat op zijn gezicht.
- Je bent zondig, en tragisch in
je zelfvoldane opgewektheid.
Ik zal pijn over je afbidden,
zoveel als nodig is opdat
het evenwicht weer wordt hersteld.
Moet ik dat nemen, goede dood?
Je krijgt het wel. Het wordt een stuk,
schokkender dan wat ooit vertoond is.
Hij stapt bevend van woede weg.
O vriend, je wist opeens mijn naam.
Ik beef nu ik hem heb gezegd. -
Heb ik je naam gezegd? - Het leek
werkelijk alsof ik hem zei -
Sokrates, vriend, is men ontroerd
vein lange reizen naar zijn huis
in diepe armoe teruggekomen,
is men ontroerd vergeefse glorie
voor zuiver kijken kwijtgeraakt,
is men ontroerd van tempelhoogte
naar schuwe tederheid gedaald
van snelle arm en vriendenmantel
langs het gepeupel voorgeschoven, -
och, wie zal zonder schaamte déze
ontroering aan zichzelf bekennen -
maar denk er nu om, daarop sta ik,
je hebt me zo genoemd als ik
oprecht probeer te zijn: goede.
Dat was zo een manier van spreken.
Je zei niet: goede Meletos
| |
| |
O dood, ben je het werkelijk?
Zeiden hun woorden dat dan niet?
Beklagenswaardig was de eerste,
belachelijk de tweede. Waarom
heb je me steeds het woord ontnomen
als ik me weerde, en het brandde
mij in de keel -. Nee, dat was goed.
- Waarom heb ik geen vriend gevraagd?
Zou die het nog veranderen?
Het volk zal je belachelijk,
beklagenswaardig vinden. Simpel
kwestie van macht. Je kunt niet langer
bestaan zoals je hebt bestaan.
Ben jij van macht afhankelijk?
Dat lijkt wel zo. Ken ik je goed,
dan zal die macht een onmacht blijken.
Hoezo? Moet ik je dan verlossen?
Ben je van mij afhankelijk?
Ja. Ik van jou en jij van mij.
Maar dit gelijk ervaren is geen
kwestie van macht, maar van iets anders.
Sokrates, kun je dat niet vinden,
ik dacht dat nu dit woord kon groeien,
vogel uit vuur, bloesem uit as.
Troebele spiegels zie ik voor mij,
kan ik bestaan in vijands ogen?
Scherper oefent men eigen ogen
voor vijanden dan voor een spiegel.
Maar lees in mij, zeg wat je vindt.
O vreemde, vreemd genegen gast -
als jij maar onpartijdig was -
Hoe kan ik, lieve Sokrates.
Ik lijk onwezenlijk, maar ik
ben echter dan een vijand zijn kan.
Voor hen doet het er niet veel toe,
ze zijn zo goed als willekeurig.
Treurspel of blijspel, och zelfs dat
doet er niet veel aan toe of af,
die zijn alleen verschillend licht
over hetzelfde vergezicht.
| |
| |
Toch leg je voorkeur aan de dag.
hij wijst op de lampion
Neem het me alsjeblief niet kwalijk.
Je gaf me trouwens nog geen antwoord.
Ik ben niet goed in antwoorden,
Laat me maar liever vragen, dood.
Het zal je tot hetzelfde leiden.
Het blijspel heeft toch wel de voorkeur.
hij glimlacht
Gelukkig. Maak dat er dan van.
Je vijanden zullen de zotten
spelen, je hebt het in je hand.
Maar - weet je - ik ben bang voor je.
Voor wie het meeste, mij of hen?
Je licht wordt minder. Is de kaars op?
O, ik heb nog reserve bij me.
Weet je nu al wat kennen is?
Het staat wel stemmig, ik waardeer het.
Dat doet me goed. En je gezicht
is bij dit licht, mijn Sokrates,
niet lelijk, ik lees er geen misdaad.
En waarom zeg je dit - mijn dood?
Is het vrees wat ik voor je voel?
Ik hoop dat het iets anders is.
Je kaars is bijna uit. Kijk dan.
Sokrates, weet je wat het is?
Ja. Wil je dat ik het nu zeg?
hij neemt de lampion over
Men zou het tegen je gebruiken.
Laat ons liever een beker drinken.
|
|