handen, kan ik mij zo moeilijk voorstellen dat ik straks ditzelfde heb gevoeld. Ik ben nog even teruggegaan om de viooltjes te halen en het glas weer op zijn plaats te zetten. Je bent zo begrijpend - zei Jean toch. Ik begin te veronderstellen dat Jean meer gevoel voor humor heeft dan ik ooit heb geweten. Ik weet dat ik hysterisch doe als ik, schuddend van de lach de deur achter me dichttrek. - O God - snik ik - Het is zo komisch. Het is zo onweerstaanbaar komisch.
En als ik me dan op straat zie lopen, weer en opnieuw met de traditionele viooltjes in mijn hand, overvalt me een nieuwe lachbui.
De viooltjes legde ik weer in de goot, bijna op dezelfde plek waar ze al eens gelegen hebben. - Toe nou - animeerde ik. - Lach nou, dit is toch zeker ook komisch. De traditie in de goot. Straks komt er een hond en licht er zijn poot boven. Het is grof maar het is leuk. -
Ik merk dat ik hardop sta te praten. Maar lachen kan ik niet meer, en ik ben daar blij om.
Jean's moeder heeft zich bevuild als ik thuiskom, maar haar ogen stralen me tegen. Ze is vandaag ver heen merk ik; ze weet van geen wit of zwart, van geen dag of nacht. Toch zeg ik, in een opwelling die ik zelf niet begrijp: - Vandaag is Jean jarig. Uw zoon Jean. - En ze blijft lachen, even stralend als voorheen. - Jij bent toch altijd zo grappig - zegt ze erkentelijk. Ik heb toch nooit een zoon gehad? -
Gefascineerd kijk ik haar in de wezenloze gelukkige ogen. - Ik moet oppassen - denk ik daarbij - of ik ga haar nog benijden -.
- Ik heb wel een neef... - begint ze dan te druilen.
Nu vliegt mij echter, onverwacht en adembenemend plotseling, van alles naar de keel. Jean's sluwe raffinement. De vrolijke argeloze blik in de ogen van zijn moeder en de lucht die ze er bij afgeeft. Kokhalzend loop ik de kamer uit. - Jij hebt zo veel begrip - zeg ik wat later tegen de kapstok in de gang. - Waarachtig, bijna net zo veel als ik. -