Roeping. Jaargang 33(1957-1958)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 417] [p. 417] [Nummer 5] Harriet Laurey Gedichten De vrouw Opdat haar glimlach zich verwonderen zou over de kinderweemoed van de regen, - opdat zij kleine tranen hebben zou over de droefheid die wordt doodgezwegen, - opdat haar hand een sneeuwbal leggen zou over de onrust van de gevallen blaren, - opdat haar mond weer leven spreken zou over de dode plekken van de aarde, - opdat haar oog altijd geloven zou wat niet te zien is en niet te geloven, - om deze dingen, en opdat zij daarenboven altijd de liefde hebben zou, schiep God de vrouw. [pagina 418] [p. 418] Dit is de dag Dit is de dag die de Heer heeft geschapen. Hij schiep haar de liefde: de morgen een vlinder, een sluiergeheim nog, een vleugellicht slapen. De morgen een vlinder. En twee die haar vinden. Hij schiep haar de liefde: de middag een vogel, een smalle keel onrust, een wiekslag verlangen van aarde tot hemel, van hemel tot hoger. De middag een vogel. En twee die haar vangen. Hij schiep haar de liefde: de avond vol duister. Gezegend de donkere stem van het lover, gezegend van regen het dieper gefluister. De avond vol duister. En twee zijn betover. Dit is de dag die de Heer heeft geschapen. Nu regent het sterren. En twee die hen rapen. Voor Thea en Pau. Vorige Volgende