| |
| |
| |
Jan Boelens
De daguil van Piraeus
ik moet onder geen beding
maar toen ik naar Athene ging
onder een laaiende zon die
over de hoofden van de bomen
stuk papier waarop de zon
ik ben een arm vat van vergetelheid
dat rijkdom een toeverlaat
geen rijkdom van de geest?
als ik ooit bang ben geweest
die ik mij op de hals haal
waar mijn hoofd op draait,
mijn denken op steunt zelfs
het gewelf van Griekenland.
intussen wil ik graag weten
waar je met je denken, je verlangen
met je uitrusting, heelhuids
| |
| |
op de rand van maagdelijke takken
doceerde, geen wijsheid en
geen rijkdom zelfs waar jij
met de lier van je zinnen
op speelde, om kort te gaan
de man in kwestie die overal
quaesties van maakt, maakte
hij strooide met redeneringen
als met serpentines zodat
iets feestelijkers bedenken?
ik ken de man bij de naam van
zijn ijdelheid en de toenaam
van zijn wankel gezag in Piraeus
Toch was ik zo met hem begaan
dat ik alles vergat, denkend
over de zin van ons bestaan.
in tegenstelling immers tot
die harde maar mooie eeuw
omgeeft men in deze tijd de dingen
met een schijnbare diepzinnigheid
iedereen weet alles beter tegen
dat betere weten van de ander in
er is een veelvoud zonder lijn
meer schijn ook dan eenvoud en
mensen met grote lichamen zoeken
haastig naar een ziel en niemand
| |
| |
Hierin denk ik met je mee
maar mijn hart blijft achter
zij wil steeds naar die andere zijde
naar de bewogen helft van het leven
ik voel me weer als een leerling
die ergens op wordt gewezen
met diezelfde vingers waarmee
ik de hand aan de ploeg sla
en tevens de draad opneem van
je verhaal, je these, je redeneringen
Dat klinkt nogal sarkastisch en
als ik je aankijk dan denk ik:
jij bent de beloonde moeite
van mijn bedoelingen en jij
bent menselijk genoeg om het
menselijke deel in het grote geheel
van al die anderen te waarderen.
In ieder geval is het genoemde
gewoner voor me dan een gewoonte
toen je hier kwam en over
Athene sprak en Krastominoi
klonk alles tamelijk plechtstatig
na het verlies van je ring
Krastominoi vind ik een naprater
jouw aanwezigheid bij hem
deel ik niet en nog minder
zoals een ring van zuiverheid
zo is ook de geschiedenis gesloten
| |
| |
stuk geschoten, toch zie ik
een door God gemaakte ontwikkeling
voor mij, meer uit gevoel
zoals mijn handen bij mij
is Hij duidelijke aanwezigheid en
zoals jij je ring en je mantel
liefde voor de natuur van
de mensen is een leidraad
daarvoor, evenwel met twijfels
die ketens kunnen zijn en
een krachtbaan in de nacht
| |
| |
op de aarde te kunnen leven
trachten Hem uit de doeken
de ring van je zuiverheid
die jij denkt kwijt te zijn
gegeven en jij zult zeggen
ik moet daarom nogmaals...
het bestaan van je overtuiging.
| |
| |
zoals een vrouw in haar kind
zet jezelf niet in de kou en
laat Hem niet buiten staan
in de wind van je twijfels...
intussen elkaar de keel afsnijden
met het mes der barmhartigheid,
het hemd van egoïsme is veel nader
dan de rok der gemeenschap
ik geloof hard en dubieus
op mijn gezicht is geen plaats
voor een glimlach van rechtschapenheid
Ben jij het wandelende boek
hoofdstukken hoop, geloof en liefde?
jij spekuleert met de zékerheid
ik sta op de springplank tijd
een bassin van onzekerheden en
doelbewust zwemmende, spattende
grapjesmakende mensen met mij
| |
| |
een gebaar maken van leven en
als de veer van de springplank
stuk is dan ben ik in tijdnood
loop jij achter betekenissen en
ik zal teruggaan naar Piraeus
Zij heeft een inskriptie misschien
een randschrift met initialen
woorden kunnen liefde halen
in de ronding van die ring
natuurlijk zit ik te fantaseren
van wie jij die ring ontving!
Ik kreeg haar van een vrouw
zij had berouw van het gebeurde
met een gedeelte van jezelf
| |
| |
En met een gedeelte van de wereld
zwijg overigens over vrouwen
Reeds door vrouw te zeggen
spreekt men zich uit over liefde
Uitspreken is iets anders dan verklaren
de nabijheid van mijn denken
ik heb daardoor veel vermeden
een vrouw van een vriend van mij
met jou dan met die vriend van je?
je doet zo iemand wuivend op
bij een vluchtige gelegenheid
| |
| |
langer misschien dan de stroom van
woorden uit de delta van je mond?
je hebt er niet onder geleden -
heeft zij je niet getróffen?
alsof alles vaag voor je is
het is een jaar geleden en
zijn ook vrienden van jou
Ik heb je de waarheid gezegd
als een melodie vervat werd
dat is de ondertoon van mijn leven
die het niet wilde nemen.
dezelfde die een nest van woorden
maakte met takken van de taal?
| |
| |
sloeg zijn vleugels uit de takken
een levend element in zijn leven
waaruit hij een moment opschrok
gesloten in vertwijfeling
leven de mensen naast elkaar
een fragment in de wereld
de eerste louter een hoofd
de andere die meer wil geven
de heuvels van zijn droom
hij neemt genoegen met zichzelf
zijn eigen stam niet herkent
een spervuur van louter woorden
hij wilde enkel het eigen deel en
| |
| |
zij was de geleding van zijn leven.
hij is een buitenstaander
hij maakt een hemel van denken
en blijft eeuwig onbekend
met de kou van de wereld.
Ik ben stom en verwonderd
Enkel dat ze Hem had gezien
in gebeden, het steeds zingen
de daguil van Piraeus droomt
ingedoken op zijn vleugels
de ronding van zijn aanwezigheid
de snavel van haar dagtaak
pikt niet meer in haar ogen
ze heeft haar hart geopend
de zee heeft haar gezuiverd
wij kennen de gebeden van het water
de opgang van het strand rondom
zij drinkt de wijn van Zijn landschap
zij ziet niet meer om naar vogels...
|
|