| |
| |
| |
Michel van der Plas
Gedichten
De pont
Al de jaren. Ze lijken vandaag
een dag lang op een pont.
Ik sta, ik beweeg niet. Bewegen
doet enkel het water, doet enkel
het plompe vlot, machinaal.
Hoeveel maal op en neer. Hoeveel maal
met de klok en de grazige weiden,
en terug: het bezige laagland,
de oever Hier moet je zijn.
Als ik daar nog begonnen was.
Als ik daar nog de weg had geleerd.
Maar ik ben op het water geboren,
te vondeling gelegd aan een reling.
Ik sta, ik beweeg niet, ik staar.
Soms, naast me, een warmte; een hand
die wees; of een gloeiende stem,
die ik over de wiegende steiger
gehoorzaam had kunnen volgen.
Soms, vlakbij, een zucht in het riet.
Al de jaren. Maar geen besluit,
maar nergens voet aan wal.
en de angst voor de echte reden.
En daarom nooit echt verdriet.
| |
| |
Een dag lang. En had ik gekund,
aan de lage zijde, de bleekste,
waar altijd kinderen bedelen.
Maar ik heb niet eens geld, geen verhaal.
Eénmaal, om een schitterende lach,
was ik bijna gegaan. Maar mijn hand
werd afgeschud als regen.
Zij vluchtte. En nu liggen
er honden rondom haar huis.
Het wordt ochtend op de rivier.
De oevers bekennen kleur.
We lijken wel stil te liggen,
beduusd van die durf. We lijken
wel zonder kracht, zonder koers.
Dat is het licht nog maar
Maar als straks het geluid begint:
de klok rechts, en links de honden, -
is er dan voor hulpelozen
waar de meeuwen gaan, krijsend, laag
met het water mee, souverein;
niet bekommerd om de oevers
met het water mee; naar een ruimte
die groot is als de dood?
| |
| |
| |
Morgen
is de dag van de vrijheid, de vrede, is de liefde verlost van de tanden
en de wil van het vlees en de taal van de tong, is de mens in de maker
zal ik roemen als jaspis als onyx, ik weet het niet, God weet het, God weet
stroomt het lied naar de heuvel, het lied voor het lam, stroomt het lied naar de heuvel;
van de dromers die hapten naar adem, die hun klederen wasten in tranen,
uit het dal van de schaduw van dood, uit de diepten van één dag hierbuiten,
als een boordevol antwoord op torens en tinnen die priemden en vorsten
stroomt het lied naar de heuvel, het lied voor het lam, stroomt het lied op deheuvel.
En de geest en de bruid zeiden Kom
in de mist van een leven geleden:
toen er tijd was en lucht,
toen de grond nog zwoegde;
waar de sterren nog stonden in raadsels
genaamd naar de tekens van toeval;
waar de bijen, wat was het, nog stikten,
verbrandden aan samenzijn;
toen de man in een nacht zonder slaap
nog rechtop zat en zich een beeld sneed
toen de angst vroeg O spreek me van eeuwigheid,
vertaal me in tekens van leven;
twee dingen begrijp ik niet,
drie dingen gaan me te boven;
in de mist van de wil, in de taal van het vlees,
en de dag is bedwongen tot vrijheid en vrede, het is morgen en morgen
stroomt het lied naar de heuvel, het lied van het lam, stroomt het lied om de heuvel,
is het binnen of buiten het lichaam, ik weet het niet, God weet het, God weet
stroomt het lied naar de heuvel, het lied voor het lam, stroomt het lied om de heuvel,
| |
| |
in een vlucht als een dans, in de dans van de wil, in de wil van de vader
en als duiven met zilveren vleugels en deze ineen zijn wij samen,
in een dans als een lied, in een lied als een stroom zijn wij water van leven,
is het lied om de heuvel, het lied voor het lam, is het lied van de heuvel,
ben ik meer dan ik wil, ben ik morgen, o broeders, ik ben van mening:
is de Jager genezen [ik spreek als een dwaas], is het Woord aan zijn zin toe,
is hij eeuwig, ik ook, hij gelukkig, ik ook, zijn de duiven van water
om de liefde geringd, is de aarde geheel en vertaald in het hemels,
zal ik wij, in een vloer van muziek zal ik wij zijn als jaspis als onyx,
het is niet te geloven, een eeuwigheid lang is het niet te geloven,
zijn wij samen en ja op 't geluk van het lam, het gelijk van het leven,
en de geest en de bruid stromen Kom naar een toekomst van de dansende almacht.
| |
| |
| |
In deze wereld
steeds los uit hun nesten;
en lachend, een meeuw die
als zout; als een trein vol
| |
| |
en zacht: in een stem die
voor mij; voor de leerling
van goedheid, van verzen;
zo nieuw als een zucht; en
om niets; voor mijn dorst;
|
|