Abt Willebrord van Dijk
Coolen in 100 raadszalen
Toen wij beiden nog aan journalistiek deden heb ik Antoon Coolen een paar keer ontmoet. Maar sinds die tijd heb ik hem niet meer gezien. Als U mij om herinneringen vraagt kan ik U niets anders geven dan een enkele moment-opname: het plaatje is oud en helemaal niet belangrijk. Maar misschien kan het illustreren wat anderen, met meer kennis van zaken en met meer gezag, vertellen.
Bijzondere omstandigheden brachten mij - het was in 1924 of 1925 - als aankomend reporter in een gemeenteraadsvergadering in een dorp bij Utrecht. Het was de eerste en enige maal, dat ik daar kwam, daar onze krant die vergaderingen niet zelf versloeg. Aan het tafeltje voor de pers zat een collega, die mij verwonderd aankeek: hij had anders altijd het rijk alleen. Hij stelde zich voor: Coolen. De vergadering was al begonnen. Terwijl ik met een half oor naar de burgemeester luisterde, peinsde ik na over die naam en ik keek naar de man vóór mij: hij had lange, naar achter gekamde haren en droeg een zwarte flodderdas. Het kon toch wel zijn... ‘Coolen, van Roeping?’ vroeg ik zachtjes. Vanaf dat moment hadden we contact en voor zover de vergadering het toeliet werd er al een gesprek gevoerd. Daarna gingen we samen met het boemeltreintje naar Utrecht. Ik vernam dat zijn opdracht was een honderd-tal van dergelijke dorpsgemeenteraden te verslaan. Hij trok van de ene naar de andere. Ik keek hem verschrikt aan. ‘Machtig interessant!’ zei hij. Het bleek dat hij niet naar de organismen maar naar de levende mensen keek. ‘Je leert er ménsen kennen. En als het te pas komt, disputeer ik mee in de vergadering’. - Hij hield van het leven en van de mensen.
We spraken natuurlijk over ‘Roeping’. Ik had pas de ‘Litanie der Zonderlinge Zielen’ van Anton van Duinkerken gelezen. Coolen was er enthousiast over. Hij declameerde achter elkaar het hele gedicht. Het kon zonder ergernis gebeuren, want we zaten samen alleen in een coupé ‘oude stijl’.
Dit is het plaatje dat ik U sturen kan voor Roeping, een moment-opname, niet veel... Maar mocht het U bevallen, dan is het U van harte toegestaan het te plaatsen. Want ik gevoel altijd nog een plicht van dankbaarheid ten opzichte van Roeping, van de Nieuwe Eeuw in zijn originele periode, van De Gemeenschap, die niet alleen de mensen wakker maakten, maar ook prachtige positieve perspectieven openden. Zij stimuleerden tot verdieping, tot een eerlijke persoonlijke houding tegenover God, - en zij konden iemand de overtuiging