Roeping. Jaargang 32(1956-1957)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 573] [p. 573] Harriet Laurey Ave Maria Wees gegroet, Maria, vol van genade Maria, biddend meisje, wees gegroet, en wees niet bang, een engel doet geen schade, hij brengt alleen de volheid van genade omdat God voor zijn zoon een moeder zoekt die hem wil dienen zoals jij het doet. de Heer is met U Hij was al bij je vóór je eerste dagen, zijn stilte heeft je overal behoed. Een engel komt alleen je jawoord vragen omdat je later moeder wezen moet, omdat je nu de zachtheid prijs moet geven van deze kamer waar je roerloos bidt, en moet gaan weten van een ander leven waar het geluk te droef voor tranen is. Maar wees niet bang, want hij is altijd bij je. Maria, wees gegroet, gebenedijde Maria, kleine moeder, wees gegroet. gij zijt de gezegende onder de vrouwen Nu wordt het donker en de hemel regent. Hel klinkt bijna als bidden, nu je zwijgt en overstelpt het hoofd voorover buigt dat onder alle vrouwen is gezegend. Hij heeft je meer bemind dan een van ons omdat jij dichter bij hem was gebleven, als water helder en als water levend. Omdat je beter was dan een van ons. en gezegend is Jezus, de vrucht van Uw schoot Maar daaraan dacht je niet. Je was nu zo van God vervuld en zo van God verlaten. [pagina 574] [p. 574] Je dacht dat je het nooit begrijpen zou, er nooit met iemand van zou kunnen praten. Hoe kon het zijn en hoe moest het gebeuren? En alles wat een kindje nodig had? God zou het zijn... Je kon je niet verweren legen het onbekende dat je had aanvaard, omdat God zelf het had gevraagd. Je was zo moe opeens. Je viel in slaap en dromend hield je hem al in je armen en kende plotseling zijn oogopslag. En toen je wakker werd met grote warme ogen, was je niet bang meer van het wonder dat in je schoot al slapend was begonnen. heilige Maria, moeder van God Kleine Maria, die het moeder-zijn gegeven werd als bovenmenselijk geheim, geluk onstilbaar en evenveel pijn. Als je het kind waste, elke morgen, wist je wel dat je hem maar had gekregen voor de duur van een onbegrijpelijk leven. Je had hem eigenlijk maar éven, om er als een moeder voor te zorgen, hem telkens aan de mensen weg te geven, telkens voorgoed, en tegelijkertijd hem haast wanhopig te beminnen. Als je het kindje hielp zijn brood te eten en daarna zalig met hem speelde binnen, bleven je ogen het toch altijd weten: de zoon van God is hij, en niet voor mij gekomen, niet om mijn kind te zijn, maar voor de mensen. Maar als hij lijden zal is het mijn kind dat lijdt en als hij sterven zal is het mijn kind. Zoveel ik van hem houd, wordt hij mij afgenomen. - Je wilde niet maar moest wel wensen dat er geen einde kwam aan deze tijd waarin hij enkel nog jouw zoontje was, jij de begrenzing van zijn leven was zoals een andere moeder voor haar kind. [pagina 575] [p. 575] Alles gebeurde zoals was voorspeld, alles wat God je had laten weten, al wat je hart voorzichtig hield verhuld. Maar je was heiliger dan alle vrouwen, met veel meer liefde en veel meer geduld, en alles wat je toch niet kon begrijpen bleef in je hart bewaard en toegevouwen en kon daar beter nog door liefde rijpen dan door begrip. Je bleef het zwijgend hoeden totdat zijn doodsuur komen zou en jij niet sterven mocht. Maria, lieve vrouw, kleine Maria, smartenmoeder. Bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood, Amen. Vorige Volgende