Roeping. Jaargang 32(1956-1957)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 513] [p. 513] [Nummer 8] Lambert Tegenbosch Epistel van pasen Broeders, weet Dat alles aanving in een tuin. En alles aanving in een tuin en een graf. Bij een tuinman en een dode. En de tuinman was de dode. Hij is opgestaan zoals voorzegd is En bevestigd door die hem zagen. En dit nu zijn de feiten. Niemand, waard geloofd te worden, zou het voor eigen rekening verzinnen willen. Maar feiten rekenen niet met waard geloofd te worden en ieders eigen rekening. Het feit is niets ontziend. Dit nieuwe feit brengt al de oude om. Want alle geschapene gaat weer de Schepper in de hand. Begonnen is de grote wisseling der stof: door hem in wie niet is een schaduw van verwisseling. De zon verrast de nacht, en niet voor één volk zichtbaar maar standplaats kiezend aan de vier hoeken van de wind. Het leger kent zijn eigen gast niet meer. De appelboom, de oude, wordt verplant ondanks zijn jaren, aan de ringen telt men ze vergeefs. De deur wordt uit de hengsels Het dak wordt van de muur gelicht. En wat daaronder opgetast is - oude ramingen en geuren en geheimen - Prijsgegeven aan de storm verrijzenis. Verhuizen moet wie dacht te wonen. Geradbraakt wordt de oude schepping Nu de Heer die knecht werd andermaal in heerschappij gaat. Gestorven vogels wieken op uit nesten lang verlaten. De wind roept in de buik der zee de vissen tot weer leven. [pagina 514] [p. 514] Het paard schraapt met de hoef de bronnen los. Het rund geeft melk aan leeuwenwelpen. En vruchten zwellen in onvruchtbaar land. Het brood het zoet gebakken brood, gaat ademen als het lichaam doet dat leeft. De wijn daalt in de hartkuip neer en stroomt terug als bloed. Het meest onvruchtbaar land, dat van de graven, ritselt van veranderde intenties. Niemand die het graf nog kent. Want zie, hoe mooi de doden, zij gaan, de naakten, gegordeld enkel in de voeging van een maatvol lichaam. Van het zinneloze lijden Zijn alleen de waden en de wikkels over. Van nu af zal geen leven meer te zien zijn Als generzijds het graf. En daarom, bidt broeders, laat ons bidden: O ongeborgen is het leven. Tot gij het bergt in u. In uw dood en uw leven. De levenden die dood in hadden worden levend. Van nu af hebben allen pasen in de zin. Heelder kudden weiden zij Ontkomen aan het graf van hun geboorte Naar de geboorte in uw graf. Dat gij ze bergt in U. O Heer, in uw dood en uw leven. Vorige Volgende