Roeping. Jaargang 32
(1956-1957)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 510]
| |
Nieuwe boekenDom Guéranger, Het Liturgisch Jaar. Uitg. N.V. Gooi & Sticht, Hilversum.Zoals in een vorige aflevering van Roeping vermeld werd, hebben de monniken van de abdij St. Benedictusberg te Mamelis Vaals de vertaling en de bewerking op zich genomen van Dom Guéranger's klassiek geworden geschrift in vijftien delen: L'Année liturgique. Zij volgen de Franse uitgave van 1948. Deze bracht enige wijzigingen aan, die in onze tijd wenselijk zijn, zoals het Nederlandse voorwoord meedeelt. Aldus zijn enige hoofdstukken weggelaten en andere toegevoegd in verband met enkele feesten, die de Kerk in de laatste vijftig jaar heeft laten vervallen, of met nieuwe feesten, die zij heeft ingesteld. Zodoende konden de oorspronkelijke vijftien delen teruggebracht worden tot vijf: een heilzame inkorting, die het lezers-aantal vergroot. Vier van de vijf delen zijn nu in het Nederlands vertaald en bewerkt en tevens aangepast ‘met het oog op het gebruik in het Nederlands taalgebied’. Het vierde behandelt de eerste periode van de Pinkstertijd: het tijdeigen vanaf Drievuldigheids-Zondag tot en met de twaalfde Zondag na Pinksteren: het eigen der heiligen vanaf 2 juni tot en met 13 augustus. De uitgave, verschenen bij N.V. Gooi en Sticht, Hilversum, is lofwaardig. Het formaat - 12½ × 19 cm. - leent zich voor het gebruik bij de liturgische dienst: de tekst - plm. 650 à 700 bladzijden - in heldere letter is overzichtelijk ingedeeld terwijl de tekeningen van Frère François Mes O.S.B. aan de boekdelen een vrome en kunstzinnige voornaamheid geven. Vooral is de uitgave zo prijzenswaardig, omdat zij ons in kennis brengt met een werk, dat ruim honderd jaren geleden geschreven zijnde, het ‘nog nooit overtroffen liturgische handboek’ blijft. Zeer zeker, de liturgie als wetenschap, waarvan Dom Guéranger de pionier geweest is, heeft in de ruim honderd jaren belangrijke vorderingen gemaakt. Wie echter in de geest van de liturgie wil doordringen, de liturgie wil beleven, vindt in de abt van Solesmes de leidsman bij uitnemendheid. De tekst van zijn beschouwingen en zijn commentaar zijn daarom in de Nederlandse uitgave zoveel mogelijk behouden gebleven. In de vorm van aantekeningen zijn enkel aanvullingen toegevoegd, die door recente geschiedkundige onderzoekingen noodzakelijk bleken. Het behoeft geen betoog, hoezeer de uitgave van actuele waarde is, nu de Kerk vooral sinds Pius XII ‘liturgie-scheppend’ is geworden, geïnspireerd door motieven van zielzorgelijke aard, en nu ook ‘de mannen van de practijk’, de parochie-priesters meer en meer de vernieuwing van de christelijke geest vanuit en door de liturgische viering wilen bevorderenGa naar voetnoot* Verwacht mag worden - het werd in de vroegere bespreking reeds als wens ge-uit - dat het nog te verschijnen vijfde deel zal wijzen op de veranderingen, die door Pius XII zowel in de kerkelijke kalender als in de Goede-Week-viering zijn aangebracht. Het zal de bruikbaarheid van deze in tweevoudige zin kostbare uitgave ten goede komen. M. Molenaar m.s.c. | |
[pagina 511]
| |
A.F. Utz O.P. - J.F. Groner O.P., Soziale Summe Pius XII, 2 delen, Freiburg Zw. (Paulusverlag), 1954, XXVIII-2454 blz., 20×13, 85 Zw. fr.De ontelbare redevoeringen van de huidige Paus Pius XII vormen een rijk vloeiende bron van christelijke lering. Er is praktisch geen aspekt in het persoonlijk zowel als in het maatschappelijk leven waarover hij niet het weldadig licht van de waarheid doet schijnen en waarover hij niet zijn oordeel ten beste geeft in een diep begrip voor de menselijke problemen en behoeften en met een bewonderenswaardige ruimheid van geest en opvatting. Heel bijzonder hebben de sociale vraagstukken, die iedere dag talrijker worden, zijn aandacht getrokken. De Zwitserse Dominikanen Utz en Groner hebben nu de pauselijke uitspraken, schriftelijke zowel als mondelinge, welke juist op de sociale kwesties betrekking hebben, verzameld, in systematische volgorde geplaatst en van een zeer gedetailleerde index voorzien, zodat men steeds kan terugvinden, wat de Paus over een bepaald onderwerp gezegd heeft. Ter vergemakkelijking hiervan is de tekst doorlopend in nummers verdeeld, waarheen dan de index verwijst. De tekst is overal in het Duits; voor degenen die de oorspronkelijke tekst wensen te consulteren, is overal aangegeven in welke taal deze is opgesteld, met verwijzing naar de Acta Apostolicae Sedis; zo hij daarin ontbreekt, kan men hem vinden in ‘Discorsi e Radiomessaggi di Sua Santità Pio XII’; vanaf maart 1953 in de Osservatore Romano. Wij behoeven hier wel niet meer aan toe te voegen van welk een onschatbare waarde deze met zoveel zorg en duidelijkheid samengestelde ‘Summa’ is zowel voor professoren als voor priesters en leken, die over een of ander punt de pauselijke uitspraak wensen te kennen. Dom G. Sloet | |
Jacques Croteau O.M.I., Les fondements thomistes du personnalisme de Maritain, Ottawa (Editions de l'Université) 1955, 268 blz., 24×16, 1800 Fr. fr.Allerwege ontmoet men begrippen of tenminste woorden als persoon, persoonlijkheid, inwendigheid etc., waaruit voldoende de grote belangstelling voor dat alles bij de hedendaagse mens aan de dag treedt. Maar het is niet voldoende te constateren dat er bepaalde stromingen bestaan: men moet zich bezinnen op dat wat zij inhouden, om enigszins te kunnen aangeven waarheen zij zullen gaan. Daarom heeft J. Maritain herhaaldelijk in zijn wijsgerige loopbaan een onderzoek ingesteld naar de metaphysieke structuur van de persoon, en wel van de persoon-in-gemeenschap, de menselijke persoon. Welnu: de vraag of deze wijsgerige bezinning op de mens al of niet thomistisch genoemd mag worden, vormt het hoofdthema van P. Croteau's werk. Na een korte historische schets van de groeiende interesse en de grote verwarring aangaande het persoonsbegrip, volgt een uiteenzetting van de opvattingen van J. Maritain, en vervolgens van S. Thomas, omtrent de twee begrippen: individu en persoon. Door een nauwkeurige vergelijking der teksten toont de auteur aan, dat de oppositie tussen individu en persoon als tussen ‘partie et tout’ zich niet beroepen kan op het vaderschap van S. Thomas. Reeds vanaf zijn jeugdwerken wijst deze immers op het analoge karakter van het begrip individu, zodat hij zonder schroom deze term gebruikt in zijn uiteenzettingen omtrent de Drieheid, dank zij een lichtend onderscheid, dat hij maakt tussen ‘individuationis causa’ en ‘individuationis ratio’. Ofschoon de terminologie | |
[pagina 512]
| |
van Maritain op zijn minst verwarrend is, lijkt ons de kern van zijn betoog, afgezien van de genoemde oppositie, van blijvende waarde. Ook de schrijver moet dit herhaaldelijk toegeven, zodat hij soms de schijn wekt, ten gerieve van de lezer de deur te forceren, welke toegang verlenen moet tot het mysterie van de persoon, na van te voren diezelfde deur op hoffelijke wijze te hebben geopend met de eigen sleutel van Martitain. Het meest waarderen wij daarom het laatste hoofdstuk, zeer rijk en suggestief, over ‘le personnalisme thomiste’. Men vindt er een evenwichtige synthese van de twee kenmerken van de menselijke persoon: grote beperktheid en hoge adel. De mens heeft immers medemensen nodig, om door de anderen zichzelf te worden en te groeien tot persoon. Maar omdat hij zichzelf eerst waarlijk wordt als beeld van God, kan men zeggen, dat de menselijke gemeenschap de gehele spheer bestrijkt, gelegen tussen de persoon als onvolledig, hulpbehoevend individu der menselijke soort, en diezelfde persoon, volledig gevormd naar het beeld van God. Dom L. Zegers |
|