fis ce voeu et que l'on m'en pourrait bien dispenser, ne comprenant pas, en le faisant, ce que c'était.’ Het kan zijn dat alleen de heilige begreep ‘ce que c'était’, maar als zij tegenover ‘le desir d'être religieuse’ stelt ‘l'horreur que j'avais de l'impureté’, wordt het schema bepaald te eenvoudig. Hanteerbaar voor vierjarigen. De onzuiverheid kan hem, theologisch gesproken, niet steken in het breken van het kinderwoord. Maar indien, in de ogen der heiligen, onzuiverheid nader is te identificeren met ‘buiten de kloostermuren’, wordt háár keuze vanzelfsprekend het klooster. Wij echter, die minder ijlings zulk ‘indien’ bevestigen, hebben er moeite mee...
HAIMON - Het aardigste van de Academische Zitting te Maastricht tijdens welke Pierre Kemp gehuldigd werd, was natuurlijk dat de Man in het Zwart er zelf niet was. Wat had hij er ook moeten doen, als hij toch niet dichten kon? En welk feestgewaad kan een Man in het Zwart nog aantrekken?
Het aardigste van de hele avond was de bijeenkomst van enkele zijner vereerders ten huize van Fred. van Leeuwen. Daar werden natuurlijk de onmisbare anecdoten gedebiteerd. De Man in het Zwart is origineel genoeg om er op de duur wellicht zoveel op te brengen als Salvador Dali.
Er is het verhaal van de wijze waarop hij vroeger, in de trein, zijn gedichten schreef. Er is thans het verhaal van de wijze waarop hij, in bed, zijn gedichten in hun eerste staat ter wereld brengt. Onder zijn hoofdkussen liggen kleine briefjes gereed waar een paar regels op kunnen. Komt het vers in het donker, dan wordt het op de tast neergeschreven. Is het een vruchtbare nacht geweest dan lijkt het 's morgens een grabbelton. Maar de briefjes worden gebruikt in een geijkte volgorde van kleuren waarom de ordening 's morgens niet langer een puzzle behoeft te zijn.
SMIT - Wat men van de katholieken ook zeggen kan, nièt dat zij geen uitzonderlijk beleefde mensen zijn. Vanmorgen zat ik toevallig in een Amsterdamse kerk en hoorde de slechtste preek die ik ooit hoorde. Slechter zelfs dan ik het mij ooit heb durven voorstellen. Iedere andere bijeenkomst waar iemand zo gesproken had, was anders verlopen. De voorzitter had er een eind aan gemaakt, het publiek had de zaal verlaten, de spreker uitgejouwd of - als dat niet hielp - van het podium gesleurd. Alleen priesters kunnen zich dit in kerken, parochiehuizen en andere plaatsen van roomse samenkomst zonder enige andere hindernis dan wat gekuch, rustig permitteren. Ik begrijp er niets van. Een jongen gaat naar een kleinseminarie en studeert daar zes jaar. Daarna nòg zoveel jaren op het grootseminarie. Hij behoeft dan geen redenaar te zijn, maar men moet hem dan toch het in elkaar zetten van een min of meer redelijk betoog hebben bijgebracht en hem hebben vertrouwd gemaakt met de grondbeginselen der welsprekendheid. Daarenboven: ik schatte de kapelaan vanmorgen op midden in de dertig. Hij heeft dus een jaar of tien preekpractijk. Wanneer ik ook maar probeer te bedenken wat hij in die tien jaar op de preekstoel moet hebben gedaan, word ik er koud van.
Versta mij wel: ik heb een hekel aan het modieuze gekanker op de preek. Ik weet, dat ik naar een preek anders moet luisteren als naar een voordracht van Charlotte Köhler of een lezing van Godfried Bomans. De prediking is een sacramentele handeling, die ik anders dan met critisch vernuft moet willen ondergaan. Wanneer ik geloof, dat God in de gestalte van zijn Zoon op deze wereld van al zijn macht en luister afstand heeft gedaan, dat Hij zich om onzentwil onvoorstelbaar vernederd heeft, kan ik ook geloven dat Hij zich zo ontluisterd heeft als vanmorgen in die preek. En dan wil ik ook nog wel geloven,