Roeping. Jaargang 32(1956-1957)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 419] [p. 419] Herman van den Bergh Gedichten Laatste zondag Apocalyps ad usum delphini Zonder rugzak zonder stok zonder hoed en zonder tanden enkel een mooie bloem in 't knoopsgat ben ik van kilometers ver gekomen dwars door 't woestijnzand van de binnenstad om het concert van de gardekapel te horen 't Is vijf uur in de middag de zon brandt communistisch rood een rood dat mij 't gezicht verzengt mij overjarige vagebond En de muziek de muziek is er een voor de massa voor de altevelen voor de armen van geest niet voor wie tot de tanden musicologisch is gewapend muziek van klarinetten slagwerk tuba's van piccolo's en bazuinen familiare rossini's goedige donizetti's en een bedachtzaam heldhaftige verdi muziek voor in een tropical costuum voor onder parasol of strooien afdak kortom zulk een concert dat van één eeuw op een nieuwe eeuw overgaat als door een zwartgebrilde mecenas op een dienblad rondgedragen tussen glimmende en gevoelige lieden die er van nemen en er toch betamelijk van overlaten voor wie na hen komen ieder zingt mee limonadeventers gaan om echt een concert voor een van die dagen van die laatste dagen wellicht wie weet de laatste waarop je nauwelijks de kracht voelt [pagina 420] [p. 420] om tussen neus en lippen amen te prevelen zondag - spuw en huil en druip van hars onder de zon als hogerop de zeedennen boven de graven die door bliksem geschroeid nog recht en stoffig staan als grafbomen uit 't reglementair bezoekuur van 't kerkhof der niet-katholieken Aanstonds als het militaire koper zwijgt en er weer krekels hoorbaar zijn op aarde zullen we ons feestlijk bad nemen in de rivier 't water zal heftig aan ons trekken als een branding we zullen moeite hebben ons op de oever te redden maar eerst moeten we het bed zijn kleurige stenen ontrukken moeten tegen de stroom indragen een substantie die blijft en ze aan de mijnen van de geest ontstelen. Woorden zoek ik zonder voorbeeld het zijn er weinige maar zij zullen klinken tussen patronen van wanhopig teedre kleuren waarbinnen mijn halfgoden leven Boven de tijdsverschrikking uit zijn 't dingen die de duur der dingen tarten en van de neigingen: bergen as laten zij zien maar naarmate 't donkert voel ik steeds de vreugde sterker van een lange kwelling Let op nu hier onder de muren van de Stad de hete numismatische onbeweeglijkheid van alle bladeren van laurier en thijm alles braadt in deze heidense lucht alles vat vlam één voor één laaien de planten op en elke top en ieder kruis en ieder tabernakel die verdoofd liggen over de zeven heuvelen verspreid op 't goede moment verdwijnt de laatste obelisk uit het gezicht zonder knal in de ziedende hemel grijs als amiant in het vuur [pagina 421] [p. 421] Dit is het ogenblik der ogenblikken pluk niet de dag meer maar roof de minuut zoals je eens roofde een zwarte byzantijnse ikoon wees nog eenmaal stoutmoedig met de wijn en met de vrouw De Geschiedenis is gereed zij staat gepantserd klaar schaduwen en ijdelheden beklimmen de ziel in de avond brandt het bloed en 't hooi der paarden het is hoog tijd te bidden voor Europa [theater der materie dat daar smeult en smelt] dit westers magma heeft zijn kritisch punt bereikt zijn kokend doel bereikt het staat op sterven de hemelen beschreien reeds zijn dood moederlijk machteloos als Niobe [pagina 422] [p. 422] Berenice Bron door uw water heb ik uit mijn handen het sap gedronken van deze aarde; o make uw frisheid dat ik Lethê overschrijd zonder een teug te nemen en bewaar mijn schaduw onder 't zonlicht van de goden. Just an Amerikan poet Tussen blokken van puimsteen en lava en 't thermale prospekt van een Eden gedekt door een naakte rij stoelen aan een tafeltje in schaduw der bar onder 't glinsterend grijs uit de ogen van zeven efebische knapen en met vrouwearmen tegen de zijne gekomen uit zee op drift van de wind op vleugels van moeheid slijpt Mister Piroczy zijn verzen in een spitse' en ontspitsen van lippen bijt ze af met zijn tanden zuigt ze kunstig naar binnen overwinterend tussen zijn schare trawanten [pagina 423] [p. 423] Eturkisch graf [Tarquinia] Het grauw gewelf der Tomba del Tifone verbeurt zijn duister aan de tufsteenlaag en 't pleister langs de wand ontwikkelt vaag een hades vol van harde doodsdemonen. Mensen of goden? - redeloze vraag van buren die in lichte wereld wonen heet van geluk, met aangezette konen etende en drinkende op een sarkofaag. Toch zijn ons génen naar het bloed verwant, hiernamaalswezens, hamers in de hand met dikke vingers, rekkende hun halzen 't raadsel van een verloren leven na dat zwijgend grijnst en dicht is als een verzegeld ingemetselde amfora. [pagina 424] [p. 424] Levenstrouw Dus dit koraalrif noemt gij ouderdom noemt puin de scherpe steenwal vanwaar de ogen in korte zomers, krom van regenbogen, golven en lucht omslaan en 't licht alom? Mijn kans op deze atol doet mededogen botten in harten vederlicht en dom? Hun deernis deert niet; spreken mag ik om- dat ook met zwijgen 'k niets heb voorgelogen. Nooit vreesde ik dood. Kwam soms al in de mond dit bitter woord, ik spuwde er snel de kilte van uit, door stijgend levenssap gedreven. Maar als 'k mij schreiend neerwierp op de grond en hard een grote naam schreeuwde in de stilte kende ik de zoetheid mij te voelen leven. Vorige Volgende