| |
| |
| |
Nieuwe boeken
Alfons Auer Die Vollkommene Frömmigkeit des Christen, Düsseldorf (Patmos), 1954, 260 blz., 22×14, DM 15.-
Het Enchiridion Militis Christiani of Handwapen van de strijdende christen, dat tot de meest gelezen en meest vertaalde devotieboeken der 16e eeuw behoort, is feitelijk een weergave van de spiritualiteit van Erasmus. Erasmus staat meer bekend als humanist en geleerde dan als christen en als priester. Zeker, hij was geen heilige, maar hij heeft wel degelijk een godsdienstig leven geleid, hetwelk voornamelijk bestond in de ascese van ononderbroken arbeid in dienst van het christendom, in het bijzonder in dienst van de christelijke spiritualiteit. Zijn Nederlandse aard verraadt zich doordat hij meer tot een praktisch leven dan tot een leven van contemplatie, meer tot de ascese van het onvermoeibare werken dan tot de mystieke bespiegeling in de beslotenheid was geneigd. Erasmus toont een voorliefde voor de H. Schrift en de christelijke oudheid, een trek van de Renaissance die in onze dagen opnieuw aan het verschijnen is: het teruggaan naar de bronnen. Naar de mening van Erasmus was het christendom in zijn tijd door allerlei uiterlijke ceremonies, een door sleur verstard monnikswezen en de middeleeuwse scholastiek verbasterd. Hij wilde daarom terug naar het zuivere en eenvoudige christendom van de H. Schrift en de Vaders. In de spiritualiteit van Erasmus is ook de invloed te herkennen van de Moderne Devotie en van het Italiaanse en Engelse humanisme Het Enchiridion waarschuwt tegen de gevaren die het christelijk leven bedreigen, stelt de noodzaak van de strijd en doet de geestelijke wapenen van het gebed en de studie aan de hand. Erasmus vat het christelijk leven op als de overgang van het zichtbare naar het onzichtbare, concreet gedacht als een voortdurend gaan naar Christus in zijn glorie, middelpunt van het geestelijk heelal: een christocentrisme, dat het dagelijks leven moet doordringen, waarde geven aan de studie van de letteren, regel zijn voor een vruchtbare lezing van de H. Schrift en een vruchtbaar gebruik van de leer van
de Kerk, de Sacramenten en de Liturgie. Dat is in het oog van Erasmus het ideaal, niet alleen van de kloosterling, maar van iedere christen in de wereld.
Dom G. v.d. Pavoordt
| |
J. Jörgensen, Saint François d'Assise, Parijs (Perrin), 1949, 20×13, CII en 536 blz., 975 Fr fr.
J. Scheurs msc, Franciscus, De kleine arme van Assisië, Utrecht - Antwrpen (Spectrum), 1955, 357 blz., 23×15, f 10,75.
De Poverello is een heilige, die iedereen weet te boeien, en vooral de kunstenaars telkens tot nieuwe werken inspireert. Hiervan getuigen beide bovenvermelde boeken, die, met bijna een halve eeuw tussenruimte door twee dichters geschreven, eenstemmig de grootheid van S. Franciscus bezingen, zonder evenwel in een overdreven lyrisme te vervallen.
Anders dan men zou verwachten, is het leven, dat de Deense bekeerling in het eerste decennium van deze eeuw in het licht gaf, niettegenstaande zijn bijna dubbele omvang, zakelijker en soberder, dan dat van onze land- en tijdgenoot. Het is een hagiografie in de klassieke stijl, die na verloop van tijd nog niets aan waarde heeft ingeboet, zoals blijkt uit de nieuwe uitgave van de Franse vertaling van T. de Wyzema. Door de opsomming en de critische beoordeling der oudste documenten - ruim 100 blz.! - doet dit Heiligenleven voor geen
| |
| |
moderne studie onder, terwijl anderzijds de poëtische inspiratie van den Schr. er borg voor staat, dat ons een ‘bloedwarme’ Franciscus geboden wordt.
Hoewel P. Schreurs slechts zelden zijn bronnen opgeeft, blijkt toch overal, dat hij deze grondig bestudeerd heeft. Evenals Jörgensen bezocht hij Assisië en het land van S. Fr., waaraan reeds een ‘Pelgrimstocht door Franciscaans Italië’ en ‘Zuster Clara van Assisië’ hun ontstaan dankten. Schr. heeft zich aldus geheel ingeleefd in het historische en locale milieu van zijn hoofdfiguur; en men krijgt de indruk, dat hij zich geestelijk verwant voelt met den Dichter van het Zonnelied en den Levenskunstenaar, die Fr. was. Hij weet zijn bewondering aan zijn lezer mede te delen, maar dan een redelijk verantwoorde bewondering. Een van zijn oogmerken is immers ‘de Heilige zodanig uit zijn menselijke kern te laten evolueren, dat zijn heiligheid en zijn menselijkheid samen een organische eenheid vormen, en tegelijk het wonder van de genade te belichten’ (blz. 59). Wat ons in de natuurlijke aanleg van den zoon van Bernardone treft, is zijn geniale onbevangenheid en zijn speelse fantasie. Origineel was hij vooral omdat hij zich onweerstaanbaar getrokken voelde tot de dingen, (b.v. de natuur, het Evangelie) in hun oorspronkelijke ongereptheid, en uiteindelijk tot de oorsprong aller dingen. Wilde hij vrij zijn van conventionele banden, dan was dat niet uit ongebondenheid maar omdat hij geboeid werd door iets hogers. Hier zien we de echte Franciscus: de man, die ernst durfde maken met zijn liefde voor Christus, en daardoor een onuitputtelijke bron van vreugde in zich droeg.
Wij zijn P. Schreurs dankbaar voor deze oorspronkelijke N. - Nederlandse biografie van S. Fr., sprankelend van leven en met verve geschreven. Naar onze smaak zou enige inperking van de literaire uitbundigheid en van het persoonlijk accent de waarde van het boek nog verhoogd hebben. Beslist minderwaardig en smakeloos is de omslag, die het prachtige portret van den Heilige door El Greco tot een Carnavals-affiche heeft verlaagd.
Dom C Pyls
| |
G. Hünermann, Le fils du facteur de Riese, Saint Pie X, Mulhouse (Salvator), 1955, 288 blz., 19×13, 540 Fr. fr.
Een van de belangrijkste canonisaties van onze tijd is zeker die van den H. Pius X geweest,, en het hoeft ons dan ook niet te verwonderen, dat velen, zowel voor als na dit evenement, zich getrokken hebben gevoeld, van meer nabij kennis te maken met dezen zo groten en tegelijk zo beminnelijken Paus. Speculator besprak reeds verschillende werken, aan hem gewijd, waaronder dat van P. Fernessole (jg. 1954, blz 16) opviel door zijn volledigheid en uitgebreide documentatie. Toch kunnen we zeggen, dat dit nieuwe boek van G. Hünermann, met wiens pitoreske verhaaltrant we ook al vertrouwd zijn (jg. 1954, blz. 38), werkelijk iets toevoegt aan onze kennis van dezen recenten Heilige. We zouden dat ‘iets’ misschien het best nader kunnen omschrijven als de atmosfeer van eenvoud en goedheid, die van hem uitstraalde in het leven van iedere dag. P.F. werd door zijn opzet gedwongen, vooral het pontificaat van Pius X niet te beschouwen in zijn natuurlijk verloop, maar meer logisch te ontleden in de talrijke facetten van zijn werkzaamheid en historische betekenis. G.H. daarentegen doet ons de omvang van die activiteit meer concreet beseffen door ons een dag, van uur tot uur gevuld met audienties, samen met den Paus te doen meemaken. Zo gaat aan onze ogen het hele leven van Giuseppe Sarto voorbij ‘à la manière d'un film en couleurs’. Of de aldus verhaalde bijzonderheden stuk
| |
| |
voor stuk historisch, dan wel min of meer anecdotisch zijn, is niet altijd uit te maken. Zeker echter is, dat zij ons den zoon van den postbode van Riese doen zien zoals hij was: een levensecht mens met al zijn karakteristieke trekjes, zijn gevoel voor humor niet uitgesloten; en hoe hij met al deze eigenschappen een Heilige werd. De populaire Heiligenlevens van Hünermann mogen er het hunne toe bijdragen, de heiligheid populair te maken.
Dom C. Pyls
| |
E. Leseur, Dagboek en Gedachten, Bussum (Paul Brand), 1956, 207 blz., 20×15, geb. f 7.90.
Er is voor een christen, die het ernstig neemt met de plichten en rijkdommen van Zijn Goddelijk Kindschap, niets zo vruchtbaar als contact op te nemen met mensen, die met eenzelfde heilig idealisme bezield zijn. Meestal kan dit contact een levend contact zijn; maar als het gaat om een contact met authentieke heiligen, is dit normaal via een levensbeschrijving. Enkele uitzonderingen zijn er op deze regel, wanneer n.l. deze mensen hun eigen leven van genade hebben opgeschreven. Onder deze laatsten behoort ongetwijfeld Elisabeth Leseur, die ons met haar Dagboek en Gedachten een blik gunt in haar diep godsdienstig en rijk begenadigd leven. Wat ons het meest opvalt in deze speciale autobiographie is de sterkte en zekerheid van haar gedachte, die bij haar voortkomt uit een totale liefde voor de waarheid van het Evangelie. Daarom ook vindt zij die gave en praktische synthese van haar leven in een werkelijk heldhaftige naastenliefde. Het lijkt ons dat daarom juist dit Dagboek ook mensen van onze tijd moet aanspreken. Elisabeth Leseur drong diep in de vereniging met God door, maar deze vereniging bracht haar steeds dieper ook bij de mensen. Zij is een voorbeeld van de ware christelijke adeldom, die door de liefde haar man tot het geloof terugbracht.
Dom C. Vos
| |
Louis Madelin, Fouché, 1759-1820, Paris (Plon), 1955, 394 blz., 20 × 14, 900 Fr. fr.
Madelin heeft zijn bekende twee-delige werk over Napoleons beruchte minister van politie omgewerkt tot een enkel boek en verrijkt met vruchten van de nieuwere geschiedvorsing. Dit is dus thans het meest gezagvolle boek over Fouché; ieder die de Franse Revolutie, de tijd van Napoleon en de eerste jaren van het herstel der Bourbons zegt te kennen, moet het gelezen hebben. Het is bovendien boeiend, en in zijn soort een gaaf geheel. Maar het heeft natuurlijk ook feilen. Afgezien van de ouderwetse Franse gewoonte om alle bijwoordelijke bepalingen tussen komma's te zetten, waardoor zij het karakter krijgen van vervelende interjecties, werkt het ook hinderlijk dat Madelin te weinig achter zijn relaas verdwijnt: telkens is hij het dien we, met speelse mimiek en gebaren, beoordelend en meestal licht spottend voor ons zien staan, in plaats van Fouché. Wij zijn overigens geen voorstanders van die specimen van ‘objectieve’ geschiedschrijving, juist in de Franse litteratuur zo talrijk, waarin de meest schandalige feiten en toestanden zonder enige afkeuring worden weergegeven. De kunst is, zuiver verhalend toch de morele waarde der handelingen aan te tonen. Wanneer Fouché meer dan een ander voor ons een raadsel is, moeten wij ons niet afmaken van een dieper onderzoek, door ons te verbergen achter geestrijke Spielerei. Lichte spot is beslist te weinig voor deze karakterloze, eerloze, maar superieure intrigant, (deze meester van Frankrijks nationale ondeugd: de elegante bedriegerij), deze sfinx, die niet alleen voor anderen onpeilbaar was, maar ook, door innerlijke leegte, voor zichzelf; deze tot koelbloedige massa-moordenaar geworden eerzuchtige zwakkeling, die uit christelijk oogpunt alleen maar afschuw verdient voor zijn daden, en diepere deernis met zijn persoon.
Dom C. Fischer.
|
|