Roeping. Jaargang 32(1956-1957)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 230] [p. 230] Henri van den Eerenbeemt Drie gedichten Ik heb gezwommen in de wind en de wolken hebben mij gekleed met schuim de zon en ik, wij beiden, hebben naakt gestoeid; ik won de zeeën hebben mij doorwaaid en toen begon ik uit te botten vol groene bladeren was ik, mijn wensen werden overrijp en ik kwam omgekeerd ter wereld met voeten die vol ongeduld zich in het gras vastgrepen mijn zinnen waren vijf paar handen mijn vingers droegen sperwerogen ik was een korrel zand en een heelal, eendagsvlieg - mammoeth tegelijk en alle krachten die er zijn, lagen - bundels spieren - om mijn hart waarvan het kloppen de golven zweepte en wolken deed samenspannen om de zon; ik was een kosmisch avontuur. [pagina 231] [p. 231] Dag lieveling voor mij een ander dag, dag lief borstenpaar dag ponyhaar kijk, plotseling ben je herinnering dag heuvelen, dag dalen zal er nu een vreemdeling in gaan verdwalen? Ik weet het wel ‘terug naar de natuur’ is vluchten en rousseau ging ook niet helemaal vrijuit en toch, het was een avontuur om plotseling te ontdekken dáár was het paradijs en zo moeten vogels er gezongen hebben zo groen was het, zo geel, zo blauw, dezelfde zon heeft het beschenen adam zag er net zo uit als ik - met langer baard misschien - maar de zee heeft er zo uit gezien en eva is het avondfeest geweest. Vorige Volgende