| |
| |
| |
Journaal
Maandag
TEGENBOSCH - Over poëzie spreken in een stad waar ik nooit tevoren was. Ik kijk, terwijl ik door de straten gereden word, met bijna angst naar al die mensen die in het halve donker bewegen, de lichte etalages, de reclames. Wat kan het die mensen interesseren wat er over poëzie te zeggen is? Zij zijn op weg naar de meest verschillende dingen waarvoor het de moeite waard is op weg te zijn. Niet voor een praatje over poëzie. In het zaaltje zullen vijftig, of als het geweldig is honderd mensen zitten. Specialisten. Luisterend naar iemand die de pretentie heeft ‘het volle leven uit te spreken’ omdat hij dichters napraat die dezelfde pretentie onderhouden. Het volle leven voor specialisten. Het zullen allemaal dichters zijn die in dat zaaltje zitten ofwel ze zullen er niets van begrijpen. De spreker kan de niet dichters laten ontroerd zijn of laten lachen en ze de illusie geven dat ze het snappen, maar dichters schrijven alleen voor dichters. Dat is de wet. Daarop is geen uitzondering meer vandaag. Voor mekaar zeggen ze het volle leven uit. Niet voor de jongen die onderweg is naar zijn meisje, de man die onderweg is naar de bioscoop of het voetbalveld of het ziekenhuis, de man die het verkeer moet regelen, de man die op klanten wacht voor zijn café of zijn taxi. Alleen voor dichters. Wat heeft poëzie dan met de werkelijkheid te maken? Is ze alleen haar eigen werkelijkheid? Is er voor poëzie geen andere werkelijkheid als die ze zelf schept? Of is dat alleen de hedendaagse situatie?
| |
Dinsdag
VAN DER PLAS - Las vandaag in ‘The tablet’ iets Amerikaans dat mij ongelooflijk zou zijn toegeschenen als het blad niet zo waarheidslievend was. Op een Amerikaans radiostation, waar het ene commerciële programma het andere opvolgt, wordt eens per week een uurtje aangeboden door de firma Chambers, in betere doodskisten. Na het uurtje ontspanning mag deze firma als alle andere, nog even aandacht vragen voor de kwaliteiten van haar producten, en zij doet dat dan telkens met dit vers:
Chambers' coffins are just fine
Made of sandalwood and pine.
If your loved ones pass away,
Send them on the Chambers way.
When you think they're at death's door,
Dial Colombo three - nine - four.
Chambers' coffins are the thing.
Death, o death, where is thy sting!
HAIMON - Waarom hebben de 4 verlichten van ‘De Gelderlander’ zo spoedig hun mystificatie onthuld? Was het niet meer te houden, dat kittelend geheim waar de ene recensent
| |
| |
na de andere in gevangen werd als in een vierkoppige Van Megeren? De redactie van Roeping had juist besloten een apart nummer aan de ‘quartslamp’ te wijden en zie, daar wordt ons opeens de reden die ons tot dit besluit gebracht had, ontnomen. Want weet, dat er in de boezem onzer redactie geducht is vergaderd. Pro et contra experimentelen zoals gewoonlijk, maar deze keer ging het heviger toe dan ooit. Waarom is de ‘quartslamp’ niet in zijn geheel vooraf in Roeping verschenen, werd gevraagd. Wie eenmaal Ote gezegd heeft moet ook de konsekwentie daarvan aandurven. En uit Ote en Jossie is alles gekomen, de gehele quartslamp, de nieuwe kongsi der vier verlichten die zich kennelijk los van Roeping begeerde verder te ontwikkelen. Dit moest voorkomen worden, daarom: een bijzonder nummer gewijd aan de vier van de door de quartslamp verlichten. De voorbereiding van zulke aflevering vergt helaas enige tijd, en na ons opmerkelijk Idil-nummer konden we, om onze medewerkers niet te verliezen, niet aanstonds weer met iets aparts komen, ook al zou de stunt geweldig zijn. Wij hadden er ALLES over de experimentele poëzie in zullen zeggen. En wij zouden onthuld hebben wie cas aper was, wie bart ruighrock, wie Lucebert, joris baal, simon vinkenoog, han krachels. Het zou een prachtig experimenteel nummer zijn geworden, drie dimensionaal, flink, apart. En het zou in de nieuwe Tweede Kamer komen zodra die op volle sterkte [150 leden] zou werken. Het zou worden bestreden, maar ook geciteerd, en men zou weten dat wij er waren. En men zou ons gaan vrezen. Omdat nog steeds werd doorgewerkt aan de verdere splitsing en verfijning der taal en aan die centrale die alleen het vermogen bezit alle partijen te doorbreken: de poëzie.
| |
Woensdag
DE JONG - Het offergeld voor Kerk en armen werd vroeger op opgehaald door collectanten, die de gelovigen een rinkelend zakje toestaken. Dit systeem is op vele plaatsen vervangen door het doorgeven van een bakje met twee of meer gleuven. Het eigenlijke voordeel van deze bakjes: minder geloop in de kerk, is door vele extra-schalen volledig teniet gedaan. Daar komt echter nog bij, dat uit het nieuwe systeem een gebruik is voortgekomen, dat allen, die enigszins gevoelig zijn voor symboliek, tegen de borst moet stuiten. Ga eens naar de laatste H. Mis in een of andere grote stad en blijf dan enige minuten zitten, wanneer de dienst afgelopen is. Terwijl het kerkvolk naar buiten stroomt, komt een schaar medewerkers van de koster - toch al zo'n merkwaardige figuur - met nogal wat lawaai de buit binnen halen. De gelovigen zijn naar de kerk gelokt en als zij vertrokken zijn, komt men de opbrengst verzamelen. Dit gebaar gaat in tegen de geest van de Kerk. Het is eigenlijk onwaardig. De priester vertoeft in de sacristie. Hij ziet het niet. Er moge daarom hier de aandacht op gevestigd worden.
| |
Donderdag
HAIMON - Cas Aper is een man met talent, Han Krachels een man met geest, maar beiden beseffen dit niet. Nu treden zij plotseling op als een soort zonderlinge poëtische clowns, bereid zichzelf in hun vermeende mislukking voor lief te nemen. Zij geloven dat zij de experimentele mode-schrijvers genomen hebben, de argelozen. Zij beseffen niet dat zij zelf de genomenen zijn. Door wie, door wat? Wat komt het er op aan. Zij hebben ‘het’. Zelfs zijn zij aangedaan door het moderne angst-complex: vrees voor de ontroering. Dit maakt hun werk zo navrant, prikkelend; het is musisch en tegelijk atonaal. Hoe komen
| |
| |
zij er toe plotseling te gaan bekennen dat zij het bij wijze van kolder hebben gedebiteerd? Heeft hun hoofdredactie hersenspoeling toegepast op hun solide breinen? Zijn zij voortijdig de dupe van een minderwaardigheids-complex. Luistert dan en weet: geen kunstenaar kan zelf uitmaken waar en wanneer hij zijn goede werk heeft geleverd. En indien critici u mochten verleugend hebben, wat kan het u deren, daar gij immers niet bereid zijt te aanvaarden dat zij eerlijk zijn, competent, met eens in staat uw kolder met hun domheid te onderscheiden?
| |
Vrijdag
TEGENBOSCH - Lees van de grote H.A. Gomperts: ‘de bewijzen meebrengen voor wat men zo lang onbewezen heeft aangehangen, dat is het ook, wat de scholastiek beoogde.’
De scholastiek? Gomperts heeft het zeker Allemaal Bestudeerd? Zeg nu maar dag tegen de scholastiek, jongen, onze letterkundigen zijn zó geleerd....
De emeritus professor W. Duynstee C.s.s.R., waarvan wel wordt beweerd dat hij ook aardig wat van Thomas weet, schrijft, in het voorwoord tot zijn laatste geschrift, in tegenstelling tot de zo even geciteerde kenner: ‘Wij zijn uitgegaan van St. Thomas, niet omdat Thomas Thomas was, maar omdat wij in hem de waarheid voelden. Wij hebben hem gevolgd in dezelfde geest, de waarheid zoekend en alleen de waarheid, gelijk ook St. Thomas deed.’
Maar Gomperts schreef een artikel waarin hij Van Duinkerken aanviel. Wel, en dan pik je meteen de scholastiek even. Om te bewijzen dat je weet wat maat is en je ziet wat bij wat hoort.
| |
Zaterdag
HAIMON - Vele zonen en dochters van bekende kunstenaars treden tegenwoordig in de voetstappen van hun vereerde vader. Dat zou er op kunnen duiden dat de stiel toch beter loont dan twintig jaar geleden, toen alle verstandige ouders, ook en vooral zij die zelf kunstenaar zijnde zich die eigenschap niet geheel zagen ontnemen, hun kinderen ervan afhielden tot het romantisch zolderkamerbestaan te verzieken. Nu zijn de kunstenaars opeens gezonde mensen geworden. Ze zetelen naast getituleerde notabelen in ere-comité's, bewonen de kastelen van de inmiddels verburgerlijkte adel, krijgen meer opdrachten naarmate ze hun uiterlijke, romantische verschijning meer versieren en in de weegschaal, de wagen, leggen. Het kunstenaarschap is een job geworden, een affaire, waarmee men commerce bedrijft. Zodra is berekend dat het lidmaatschap der federatie voordeel zal brengen, wordt men lid van de vakgroep der kunstenaars. Soms is er ook wel een kunstenaar onder de kunstenaars, maar dat is nog een middeleeuwer.
| |
Zondag
DE JONG - Graham Greene heeft ergens een fantasie over de onoverwinnelijkheid van de Kerk. Hij schetst een situatie, waarin de Paus de enige zou zijn, die nog gelooft, en deze Paus sterft. De man, die getuige van zijn dood is bekeert zich. Er is een gezindheid die juist in deze paradoxale geloofsbelijdenissen zijn vreugde vindt. Zo inhumaan is het geloof echter niet. Het ware geloof is geen speld in een hooiberg, het is niet te vinden
| |
| |
in een zonderling, die zich Paus noemt. Een religieuze gezindheid, die slechts één aanhanger zou hebben, kan het ware geloof niet zijn. Natuurlijk wordt de waarheid niet quantitatief bepaald door het aantal gelovigen, maar toch is er een verhouding tot de quantiteit. De waarheid moet velen kunnen overtuigen, anders is zij niet ‘de waarheid’. De consequentie is, dat de paus en zijn opvolger uit de fantasie beiden dwalen. Ik zou de fantasie zelf niet graag missen en de artistieke waarde ontken ik niet. Het blijft echter wel van belang zich door zo'n verhaal niet te laten misleiden. Men drijve de paradox van het christendom niet te ver.
|
|