bij uitstek.. de ongerechtigheid moest beteugeld worden. Door soberheid, kuisheid, armoede, gehoorzaamheid. Kuisheid vooral werd de deugd waaraan men de christen moest herkennen: het lichaam immers was de grote bron van ongerechtigheid. De liefde werd vergeten, die kwam ergens achteraan, was in allerlei uitingen óók alleen maar gevaarlijk en vol ongerechtigheid. En dan zie men het welig tieren van bangmakerij, haastig oordeel, de verdachtmaking, laster en kwaadsprekerij.
Waarom Maria van der Steen haar ik-figuur laat vloeken tegen God en de Kerk, is tenslotte alleen hierom, omdat ze zich door een van het spoor gelopen theologie en de daarmee samenhangende praktijk op de kop heeft laten zitten en dat eindelijk niet meer neemt. Ze heeft gelijk om dat niet te nemen. Ze heeft daarom nog geen gelijk - en hier verdiept zich de deernis om haar smart tot in het religieuze - om haar geloof te verloochenen. Wat zij voor geloof hield is het katholieke geloof niet en de praktijk die zij veroordeelt is de katholieke praktijk niet. Gewetensknechting is geen katholieke praktijk, zij kan op zijn best eens te bepaalder tijd Brabants zijn of des pastoors of wanbeleid van nonnekes.
Men gaat na de lektuur van Totale uitverkoop denken aan het schriftwoord over de ergenis. ‘Wee hen die dezen kleinen ergert’. Onverschillig of de ergernisgevers farizeeën, schriftgeleerden, nonnekes, priesters, fabrikanten of ‘fatsoenlijke’ gelovigen zijn. In dit schriftwoord wordt het feit aanvaard dat de mens van God en Christus verwijderd wordt door de omstandigheden. Wij moeten niet zo schrikachtig zijn om niet te willen toegeven, dat de ‘pastoors’ soms gevaarlijke gelegenheden waren, en, al is het verdrietig, soms hebben de ‘pastoors’ de uitbreiding van Gods Rijk alleen maar verhinderd. Er is een verdoemelijke schijnheiligheid die er in bestaat, dat men altijd uiteindelijk de schuld voor de afval bij de afvallige legt. Dat is niet christelijk. Het is christelijk om soms ook de omstandigheden en de omstanders als schuldigen te brandmerken en wee te dreigen over hen.
Totale uitverkoop roept wee over de omstanders van een jeugd. Het is een droevig en deerniswekkend boek.
Het is in zijn tendentie een onwaar boek: God en de Kerk [Zijn Bruid zonder vlek of rimpel] zijn heilig. Maria van der Steen is dat gaan vergeten, haar toorn overschaduwt haar gezichtsveld en Bert Bakker zal haar geen licht bijhouden. Ook als men alles van Maria van der Steen kan begrijpen en vergeven, een misstap blijft dan nog een misstap.
Over de artistieke prestatie verder gezwegen.
Jan Alain Daf