Roeping. Jaargang 32(1956-1957)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Jan Leyten Gedicht i Er is - zo sprak hij - niets te koop in deze winkel, dan wat hoop. Geloof is lang reeds uitverkocht en liefde is niet erg gezocht. Gevarieerd naar smaak en stand houdt hoop alleen nog dapper stand, De omzet is zelfs toegenomen met de ontdekking van de dromen maar het product heeft minder waarde door een teveel aan valse aarde. 's Nachts sluipen hier tersluiks naar binnen die overdag hun rijkdom winnen. Verzadigd heen gaat niemand zonder - diepweggeborgen - hoop op wonder. Hoe gul ik ook distribueer, zij komen spoedig - zonder - weer. [pagina 67] [p. 67] ii Behoedzaam als een bange dief schrijft zij haar eerste minnebrief. Maar 't hart ontvonkt aan ieder woord waarin het eindeloos enzovoort der daagse dingen die gebeuren zich tot haar liefde op moet beuren. De kousen die zij heeft gekocht en de vriendin die is verzocht het boek dat juist is uitgelezen het broertje van de griep genezen en dat ik altijd van je houd al word je honderd jaren oud Voor oorlog, pest en watersnood en voor de strijd om 't daaglijks brood spaar, smeek ik U, die zo volkomen in deze droom zijn opgenomen. [pagina 68] [p. 68] iii Van de bemanning heeft vannacht blode Marijn de hondenwacht. Hij tracht zijn angst de baas te blijven door met zichzelf de spot te drijven. Als de wind lijkt aan te zwellen gaat hij zijn eigen stappen tellen en als de schuit begint te kreunen fluit hij de laatste vissersdeunen Ze hebben hem te vaak gepest de schipper en de hele rest Hij zal alleen dit noodweer klaren, hij heeft al zeven jaar gevaren. De zee spoelt over het scheepje heen Blode Marijn blijft koud als steen De kranten melden hedenmorgen dat men de lijken heeft geborgen. [pagina 69] [p. 69] iv De kachel ploft bij tussenpozen als achtergrond van 't minnekozen en door de straat weergalmt gedwee het drenzend deuntje van de zee. In menig woonhuis hier ter stede wordt nu de rozenkrans gebeden [een harde stem slaat keer op keer op een veelstemmig gonzen neer en vloeit dan weer gelaten samen tot aan het overwoekerd amen] voor de bekering van de russen terwijl de vrijers zondig kussen en op de straat twee zieke zatten besluiten er nog een te vatten. Bekeren zich de russen morgen dan wachten er nog andere zorgen. [pagina 70] [p. 70] v Een dichter had zich opgehangen uit onbevredigd zielsverlangen Maar 't lichaam nam op tijd de wijk uit 't dichterlijke zielelijk en kwam in opgeperst jaquet precies op tijd voor 't rouwbanket. Daar reciteerde men verwoed zijn juist gestelpte verzenvloed en ieder snikte dat het mooi was en 't zakenleven maar een zooi was. totdat des dichters leeg omhulsel zo'n heimwee kreeg naar 't oude vulsel dat 't uit de grond van zijn ellende zich tot de dichterminnaars wendde: ‘gij maaktet eerst mijn volheid ledig, maar nu vermoordt gij mij volledig.’ [en na dit laatste droeve woord is nooit meer iets van hem vernomen] Vorige Volgende