| |
| |
| |
Guillaume van der Graft
Deep river
Een radiostemmenspel
Muziek. Het Deep River-motief is duidelijk te herkennen. Een stem [de ‘auteur’] neuriet het mee. Een telefoon rinkelt.
[door de telefoon een mannenstem]
Is de tekst al klaar?
Nee, het is nog niet klaar. Het is nog maar net begonnen.
Muziek geeft de achtergrond
[vertellenderwijs]
Het was nog maar net begonnen. Ik zat aan de ronde tafel in de voorkamer, toen het begon. Het was al donker en ik keek uit over het water. Wij wonen aan de Amstel, twee hoog en als je middenin de kamer bent, is het net of het water aan de ramen staat. Je ziet de rijweg over het hoofd en de lichten van de overkant komen je tegemoet, wandelend over het water als Petrus, toen Jezus hem riep. Ze houden het niet vol, ze bereiken je nooit, want halverwege neemt het donkere water de overhand. Soms zijn het net kinderen, ze dansen met stralende ogen, - maar halverwege worden ze volwassen. Aan deze kant is het altijd donker. En dan begint het water zich met mij te bemoeien. Het kijkt door de ramen naar binnen. Het heeft zwarte pupillen met een zwakke weerschijn. Ik vind mijzelf er in terug, heel klein....
[de stem van het water, een vrouwenstem]
Ik haal je uit de kamer, schrijver, ik haal je uit je huis. Weet je niet meer, dat je in mij - het water - werd gewiegd?
Dat is heel lang geleden. Vóór mijn geboorte was het.
Ik weet het nog heel goed. De tijd is er tussen gekomen, alleen maar de tijd, die oude glasblazer. Hij heeft je van mij geïsoleerd, voor een poos, - alleen maar voor een poos. Je leeft in een glazen huis.
Wat wil je dan, water, waar wil je heen?
Ik stroom altijd voort en aldoor terug. Ik ben op weg naar de zee en dan verdamp ik. Dat is een vreemd gevoel. Dan verlies ik mijzelf en ik ben in de wolken.
| |
| |
Dan vind ik je toch weer terug. Morgen loop je op straat en ik omhels je met mijn regenarmen. Je kunt immers toch niet buiten mij, je blijft altijd naar mij verlangen. Ik ben steeds om je heen. Wanneer je thuis komt, laat ik je even los. Je gaat je huis in en ik houd de wacht Voor de deur. Je kunt mij nooit vergeten.
Ik sta voor het raam naar je te kijken. Ik zie je voorbijgaan, voortdurend voorbijgaan. Maar ik woon hier. Mijn vrouw en mijn kinderen wonen hier.
Je houdt van mij, schrijver, je houdt van mij. En altijd ben ik bij je.
Welnee. Hierbinnen brandt de huiselijke haard. Ik heb me van je los gemaakt. Ik ben geboren, ik ben mens geworden. Ik ben geen vis meer, dat is lang geleden. Vroeger, ja vroeger! Maar vroeger en nu, dat is water en vuur.
Ik ben niet bang voor het vuur. Het werkt voor mij. Nu zit het nog in de haard, het vuur, en jij bedwingt het. Maar straks laait het op en het verteert je glazen huis. En dan......
Dan zul je weer bij me zijn. Je zult met mij meegaan naar de zee.
Je zult verdampen. Je zult in de regen zijn en in de dorstige aarde.
Het koren zul je doen groeien, je zult in de bomen zijn.
Ik dacht, dat je de stem van mijn geboorte was, maar je bent de stem van mijn dood.
Ik ben aan alle kanten om je heen. Ik ben het eerste element en het laatste.
Muziek op de achtergrond.
Ik ben het water van in den beginne,
ik ben de moeder van al wat leeft.
Je kunt mij verlaten, - je blijft me beminnen,
want ik ben de schoot, die neemt en geeft.
Leef maar, - je leeft toch uit mijn bronnen,
schrijf maar, je schrijft toch met mijn bloed.
Al wat bestaat, is in mij begonnen,
ik ben het, die je tendotte begroet.
| |
| |
Slaap maar met mij, want ik ben je dromen,
ik wil je wiegen, je bent mijn kind.
Loop maar, tenslotte zul je komen,
waar je begon en waar alles begint.
Muziek eindigt in een toon, die door de telefoon wordt overgenomen.
Nee, het is nog niet klaar. Het is nog maar net begonnen.
Ja, maar U moet heus voortmaken. Het wordt tijd, dat U volwassen wordt.
Het is mijn moeder, die houdt mij tegen.
U weet toch, dat wij dit een Oedipus-complex noemen?
Ja, dokter, maar het water zegt......
Neemt U van mij aan, dat dat gewoon de Amstel is. U moet niet voor het raam staan. Gaat u nu heel rustig aan uw schrijftafel zitten.
Ja, dokter [Hoorn op de haak gelegd] Het is de Amstel niet, het is de zondvloed.
Bijbelstem:
[Genesius 8:6 t.m. 11.]
Na verloop van veertig dagen opende Noach het venster, dat hij in de ark gemaakt had en hij liet een raaf uit, en deze vloog heen en weer, totdat de wateren van de aarde waren opgedroogd. Daarna liet hij een duif uit om te zien of de wateren afgenomen waren van de aardbodem. Doch de duif vond geen rustplaats voor het hol van haar voet en keerde tot hem in de ark terug, omdat op de gehele aarde water was en hij stak zijn hand uit, greep haar en bracht haar tot zich in de ark. Toen wachtte hij nog zeven dagen en hij liet de duif weer uit de ark; tegen de avond kwam de duif bij hem en zie, een vers olijfblad was in haar snavel. Hieraan bemerkte Noach, dat de wateren afgenomen waren van de aarde.
Goddank de aarde is weer droog.
De bijbel begrijpt mij niet. Pas op, je wordt bedrogen. Ik ben er altijd geweest en ik zal er altijd zijn. Voor je en achter je, nooit kun je aan mij ontkomen.
| |
| |
O, God, ik verdrink in de droom. Laat mij toch wakker worden!
[Exodus 14:15/16.]
Toen zeide de Here tot Mozes: Wat roept gij zo luid tot Mij? Zeg tot de Israëlieten, dat zij opbreken. En gij, haf uw staf op en strek uw hand uit over de zee en splijt haar; dan zullen de Israëlieten midden door de zee kunnen gaan op het droge.
Ja, Heer, ik wil geboren worden. Ik wil leven!
[Exodus 14:21/22.]
Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee en de Here deed de zee den gehelen nacht door een sterken Oostenwind wegvloeien, maakte haar droog en de wateren werden gespleten. Zo gingen de Israëlieten in het midden der zee op het droge, terwijl rechts en links de wateren voor hen waren als een muur.
[lacht half satanisch, half verleidelijk]
Ach, schrijvertje, wil je de hele bijbel overschrijven? Probeer het maar, probeer het maar....
[als schrijvenderwijs]
.... Wat stelt gij de Heer op de proef? En het volk dorstte naar water....
Drink mij dan, drink mij dan. Spiegel je in de diepe bronnen en kus mij met je mond....
Ik drink om in leven te blijven.
Ach, wat is leven... wat is dood? De zon komt op en gaat onder...
[als schrijvenderwijs - Prediker 1:5 t/m 7.]
- en hijgend ijlt zij naar de plaats, waar zij opkomt. De wind gaat naar het Zuiden en draait naar het Noorden, aldoor draaiend gaat hij voort en op zijn kringloop keert de wind weer terug.
Alle beken stromen naar de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats, waarheen de beken stromen, daarheen stromen zij altijd weer.
Muziek - telefoon.
Nee, het is nog niet klaar. Het komt nooit klaar. Ik ben op blz. 682.
Ja, maar word dan toch wakker. U droomt....
muziek als het optellen van getallen
| |
| |
Hoe kunt ge zó vast slapen!
[Jona 1:6/12.]
En de gezagvoerder kwam bij hem en zeide tot hem: Hoe kunt gij zó vast slapen! Sta op, roep tot uw God, misschien zal die God onzer gedenken, zodat wij niet vergaan. En zij zeiden tot elkander: Komt, laat ons het lot werpen, opdat wij te weten komen door wiens schuld dit onheil ons treft. Zij wierpen het lot en het lot viel op Jona. Toen zeiden zij tot hem: Deel ons toch mee, door wiens schuld dit onheil ons treft; wat is uw bedrijf en van waar komt gij, wat is uw land en van welk volk zijt gij? En hij zeide tot hen: Ik ben een Hebreeër en ik vrees den Here, den God des hemels, die de zee en het droge gemaakt heeft. Toen vreesden die mannen met grote vrees en zij zeiden tot hem: Wat hebt gij toch gedaan? Want die mannen wisten, dat hij op de vlucht was, weg van het aangezicht des Heren, want dat had hij hun medegedeeld. En zij vroegen hem: Wat zullen wij met U doen, opdat de zee ophoude tegen ons te woeden, want de zee wordt hoe langer hoe onstuimiger. Hij antwoordde hun: Neemt mij op en werpt mij in de zee en de zee zal ophouden tegen U te woeden.
het is allemaal mijn schuld.
Ach, Heer, laat ons niet vergaan,
[Jona 1:15/17-2:1.]
Daarna namen zij Jona op en wierpen hem in de zee en de zee hield op met woeden. En de mannen vreesden den Here met grote vrees en zij slachtten den Here een offer en deden geloften. En de Here beschikte een grote vis om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van den vis drie dagen en drie nachten.
En Jona bad tot den Here, zijn God, uit het ingewand van den vis.
Muziek.
[Jona 2:2/10 [klein in de microfoon - muziek op de achtergrond.]
Hij zeide: Ik riep uit mijn nood tot den Here en Hij antwoordde mij; uit den schoot van het dodenrijk schreeuwde ik, Gij hoordet
| |
| |
mijn stem. Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zee en een waterstroom omving mij, al uw brandingen en golven gingen over mij heen. En ik, ik zeide: verstoten ben ik uit Uw ogen, zou ik ooit weer Uw heiligen tempel aanschouwen? Wateren omringden mij, zij bedreigden mijn leven, de diepte omving mij, met zeewier was mijn hoofd omwonden. Tot de grondvesten der bergen zonk ik neer; de grendelen der aarde waren voor altoos achter mij. Toen trokt Gij mijn leven uit de groeve omhoog, o, Here mijn God!
Toen mijn ziel in mij versmachtte, gedacht ik den Here en mijn gebed kwam tot U in Uw heiligen tempel. Zij, die nietige afgoden dienen, geven hem prijs, die hun goedertieren is. Maar ik, met lofzegging wil ik U offeren; wat ik beloofd heb, wil ik betalen; de redding des Heren.
En de Here sprak tot den vis en deze spuwde Jona uit op het droge.
Telefoon.
Ja - hier ben ik, aan de overkant.
Wat wilt u nog? Nu is het voorgoed begonnen!
Wij horen geen taal of teken van u!
Dit is een boos geslacht. Het begeert een teken.
[Mattheüs 12:38/41.]
Toen antwoordden Hem enigen der schriftgeleerden en Farizeeën en zeiden: Meester, wij zouden wel een teken van U willen zien. Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, den profeet. Want gelijk Jona 3 dagen en 3 nachten in den buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, 3 dagen en 3 nachten. De mannen van Ninivé zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en van Jona en zie, meer dan Jona is hier.
Muziek geeft aan, dat de betovering nu wijken gaat.
[de vrouw van de schrijver]
Wat roep je toch. Je bent ver weg, geloof ik. Zeg, word eens wakker. Je zit over je boeken te slapen.
.... meer dan Jona is hier....
Wie is hier - en wie is er nog meer?
| |
| |
Ik ben er, ik ben er nog steeds. Hoor je me? Wordt niet wakker!
[wegebbend]
.... Watervloed roept tot watervloed
bij het gebruis uwer stromen;
[duidelijk contrast tussen deze vrouwenstem en stem 3]
Hoor je me niet? Word wakker! Ik ben hier.
Ben je een vrouw of een rivier
en welke kant heb je gekozen,
de kant van het water of het vuur?
doorzichtige glasruit....
Telefoon.
Ik ben helemaal klaar. Ik ben geboren.
Kunt u ons al iets laten horen?
Hij is al vóór mijn geboorte verzonden.
En over de liefde - wist je dat niet?
.... Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is, door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. [Rom. 6:3/4]
[op de toon van een kerkelied].
Men zal het rijk niet binnengaan
tenzij van den beginne aan
zoals de wereld op de dag
dat God haar in de geest voorzag
en luid haar naam deed horen,
| |
| |
Het water van de wereldschoot
is het grondwater van de dood:
daar moet ik in verzinken,
tenzij de stem, die tot mij riep
toen ik nog in de diepte sliep
mijn naam opnieuw doet klinken.
Ik zal het licht zien blinken.
|
|