Ge pakt een ander kaartje uit de bak, zo maar voor de vuist weg: ‘.... Een boeiende figuur is de verpleegster Jane, maar Anna Blaman heeft ons ook hier de schone illusie geweigerd.... we vragen ons af, of Stefan niet eerder een weerloze slappeling is i.p.v. een strijder ‘op leven en dood’.
Misschien is het erg interessant en ook heel juist aangevoeld, wat Idil zich daar afvraagt, maar het onttrekt zich aan uw beoordeling, voorlopig zeggen u de namen Jane en Stefan en de verwijzingen naar pagina zoveel niets.
Pluk er nog eens zo'n kaartje uit. Jos Panhuijsen: Leven alleen is niet genoeg. ‘Ook deze roman zal de massa niet aanspreken.’ Ga maar weer zitten, Panhuijsen, gij zijt voor de massa gewogen en te licht - of is het te zwaar? - bevonden. ‘Iets gemaniereerds is aan deze roman niet vreemd en er zijn nogal wat zwakke plekken, waardoor het boek als geheel toch maar weinig overtuigingskracht heeft.’
Nu kunt ge hier rustig buiten beschouwing laten of hetgeen daar staat juist is of niet, maar het doet het boek, elk eerlijk boek, onrecht op een dergelijke, nietszeggende wijze te worden afgedaan zonder zelf maar even aan bod te kunnen komen. Dat mag Idil zich veroorloven met confectieprullen en keukenmeidenromans, maar een stuk werk dat inspanning en toewijding van de maker gevraagd heeft, dat moet als het besproken wordt, behoorlijk besproken worden, hoe de waardering ervoor ook zijn mag. Wat is het gemaniereerde in dit boek, wat zijn de zwakke plekken en waarom? Kan dat niet allemaal op dat kleine kaartje vermeld worden.
Deze bezwaren zouden nog niet zo ernstig zijn, wanneer de beoordelingen alleen voor vakmensen bestemd waren, die het betrekkelijke ervan kunnen inzien, die kijken naar de ondertekening, omdat zij hebben geleerd wat de mening van de beoordelaar in kwestie waard is. De criticus in een blad heeft een beter gelegenheid om iets te zeggen dat hout snijdt, hij heeft zijn eigen gezag of niet, en zijn stem is er maar één in het koor der meningen, zijn oordeel wordt door anderen bevestigd of gecorrigeerd of aangevuld. De heer of dame echter, die op dat kleine kaartje een particuliere mening verkondigt, spreekt met het gezag van de instelling Idil; er hangt wel niet het zegel der onfeilbaarheid aan, maar dat scheelt toch niet zoveel.
En toch weet iedereen, die regelmatig met die handige, kleine kaartjes en de lange lijsten te doen heeft, dat er onder de medewerkers van Idil naast zeer bekwame krachten, ook middelmatigheden en vrijwel volslagen incompetente lieden voorkomen.
Wat ik hier schrijf, klinkt misschien heel ondankbaar, want ik heb persoonlijk over Idil nooit te klagen gehad. Toch heb ik het met één van mijn hoeken ook meegemaakt, dat een medewerkster van Idil bezwaren opperde ten aanzien van een gedachte aan zelfmoord, terwijl deze dame zichzelf en haar lezers die hele