Paul Vlemminx
Goed Leven
o Toeval, daar 'k uw gluipen
doorziend, uw nadersluipen
verijdel, voor ge 't weet.
Ik wijk voor al uw kuipen
niet eens een vinger breed.
Wat ook een aanslag smeedt,
'k laat me niet onderkruipen.
En moeten wij vertrekken,
dan spuwen w'op wat leeft
en roepen, stervend, luid
‘Wij hebben goed geleefd!’
Gnomologium Vaticanum Epicureum 47
[= Metrodoros fragm. 49 Koerte]